door Antoon Pardon

In de Standaard van 6 maart 2018 pro­beert Ignaas Devisch het hoofd­doekendebat van­uit een andere in­vals­hoek te be­kij­ken: Het recht op li­chame­lijke zelf­­beschik­king. Maar hoe hij die invals­hoek be­na­dert, lijkt meer pro­ble­men op te roepen dan het op­lost. Neem het vol­gende voor­beeld:

Een hoofd­doek kan dus óók het sym­bool zijn van kri­tisch denk­ver­mo­gen en een sterke over­tui­ging. Dan gaat het om een diepe, exis­­ten­tiële aan­­ge­­le­gen­heid die in niets te ver­ge­lij­ken valt met een ver­giet op je hoofd.

Ik heb twee pro­ble­men met het bo­ven­staan­de.

  1. Als het uit­gangs­punt li­chame­lijke zelf­beschik­king is, dan is het van geen en­kel be­lang of een hoofd­doek — of waar­mee iemand zich ook wil tooien — een sym­­bool kan zijn van kri­­tisch denk­vermogen. De li­chame­lijk zelf­beschikking is niet be­perkt tot wat sym­bool kan zijn van kri­tisch denk­ver­mo­gen en een ster­ke over­tui­ging.
  2. De aan­name dat een ver­giet blijk­baar niet het sym­bool van kri­tisch denk­ver­mo­gen en een sterke over­tui­ging kan zijn. Het is dit soort den­ken waar­bij à priori tra­di­tio­nele sym­bo­len se­ri­eus ge­no­men wor­den en nieuwe sym­bo­len niet die er­toe leidt dat de vrij­heid van re­li­gie maar al te vaak wordt in­ge­vuld als een groeps­recht i.p.v. als een in­di­vi­du­eel men­sen­recht waar­door het in de prak­tijk maar al te vaak neer­komt op voor­rechten voor ge­lo­vi­gen i.p.v. op ge­lijke rech­ten voor iedereen.

Een an­der pro­bleem in zijn bij­dra­ge is dat zo­wat elke be­spre­king over de be­per­kin­gen van die zelf­beschik­king ontbreekt; zoals om een dui­de­lijk voorbeeld te geven een po­li­tie­agent in fun­ctie. Een po­li­tie­agent in fun­ctie draagt nor­maal ge­zien een uni­form, waar­door zijn li­chame­lijke zelf­be­schik­king wat betreft hoe hij zich kleedt, danig in­ge­perkt is. Nie­mand stelt over het al­ge­meen dit soort be­per­kin­gen in vraag, met als zowat de enige uit­zon­de­ring: De hoofd­doek.

Toen bv de helm ook ver­plicht werd voor de snor­fiets, hebben een aan­tal Sikhs daar­te­gen ge­pro­tes­teerd omdat, door hun re­li­gieu­ze ver­plich­ting om een tul­band te dra­gen, het voor hen on­mo­ge­lijk was om een helm te dragen. Nie­mand is toen voor de vrij­heid van re­li­gie van de Sikhs op­ge­ko­men om voor hen een uit­zon­de­ring te ei­sen. Zo­wat ieder­een vond het blijk­baar van­­zelf­­spre­kend dat wan­neer er voor­waarden zijn voor be­paalde ac­ti­vi­tei­ten, zo­als een helm om met een snor­fiets te rijden, en iemand van­wege re­li­gieuze ver­plich­tingen niet kan vol­doen aan die voor­waar­den, dat het ge­volg dan is dat die per­soon geen toe­gang heeft tot die ac­ti­vi­tei­ten. Maar als het dra­gen van een hoofd­doek het ie­mand on­mo­ge­lijk maakt om aan de voor­waar­den te vol­doen waar ieder­een aan moet vol­doen, dan wordt dat snel als een be­per­king van de re­li­gieuze vrij­heid van mos­lim­vrouwen ge­ka­derd.

Nu neem ik best aan dat in een aan­tal ge­val­len der­ge­lijke voor­waar­den in het le­ven ge­roe­pen wer­den met als doel mos­lim­vrou­wen te we­ren en dus moet er een mo­ge­lijk­heid zijn om der­ge­lijke voor­waar­den aan te vech­ten. Maar als die voor­waar­den suc­ces­vol wer­den aan­ge­voch­ten dan moet wat mij betreft het re­sul­taat zijn dat de voor­waar­den in hun geheel verdwijnen en niet dat er een uit­zon­de­ring komt voor de hoofd­doek. Het lijkt me niet te ver­de­di­gen dat mos­lim­vrou­wen de enig­en zijn die de keu­ze krij­gen om wel of niet iets op hun hoofd te zet­ten. Toch niet van­uit de invals­hoek van li­cha­me­lijke zelf­be­schik­king. Of we dan ook moe­ten toe­la­ten dat men een ver­giet op zijn hoofd mag zetten wil ik nog even in het mid­den la­ten. Ik kan be­grij­pen als men wil voor­ko­men dat men­sen in dienst er­uit zien als­of ze van een car­na­vals­feestje ge­ko­men zijn.

Kennismaken?

Klik op de knop voor meer inlichtingen of een kennismaking!