door Willy Spaanbroek
Racisme anders bekeken
Tegenwoordig vliegen de termen en beschuldigingen in verband met racisme, islamofobie, antisemitisme en discriminatie je als hete broodjes om de oren. Laten we islamofobie en antisemitisme als bijzondere ‘soorten’ van racisme beschouwen; het gaat immers om racisme t.o.v. bepaalde bevolkingsgroepen.
Over het verschijnsel ‘racisme’ , al of niet met ‘discriminatie’ in het kielzog, valt echter nog heel wat te zeggen. Laat me daarom drie belangrijke standpunten in verband met racisme aanvoeren.
Ten eerste bestaat bij elke mens, bewust of onbewust, de racistische reflex. Dat geldt zelfs voor de meest overtuigde ‘antiracist’ en wordt vastgesteld bij diverse psychoneurologische studies. De oorsprong van die racistische reflexen zitten diep verborgen in ons ‘reptielenbrein’ en daarbij is een hoofdrol weggelegd voor de amygdala, een amandelvormig onderdeeltje binnen in onze hersenmassa. Het evolutionair belang van dergelijke reflex ligt voor de hand: in voorhistorische tijden werden niet alleen andere diersoorten, maar ook andere primaten, andere homininen of zelfs gewoon andere mensengroepen als mogelijke (en erg waarschijnlijke) belagers ingeschat en een snelle reflex kon dan levensreddend zijn of het nu om snel aanvallen of nog sneller weglopen ging.
Gelukkig beschikt de menselijke soort over een uitgebreide neocortex en bestaan er in het menselijk brein inhibities die tegen die aangeboren racistische reflex kunnen ingaan.
Betekent die ‘andere soort’ of in ons geval dat ander ras wel degelijk een direct gevaar voor ons voortbestaan? Waarom zou die ‘andere’ het slecht met ons voor hebben omdat hij nu eenmaal tot een andere groep behoort? Hebben wij het recht die ander met argwaan of zelfs vijandig te benaderen omdat hij nu eenmaal met een andere huidskleur of andere raskenmerken geboren is?
Natuurlijk niet, wat die ander door zijn geboorte als uiterlijk kenmerk heeft meegekregen mag voor ons geen reden zijn om hem onheus te behandelen. Ook al was het oorspronkelijk ‘de bedoeling’ van de evolutie om door een subtiele mutatie in de genenpoel het andere ras bij middel van uiterlijke kenmerken te onderscheiden. Op die manier was het eenvoudiger om leden van een gans andere volksgroep te herkennen en in de verre prehistorie betekende dat meestal ook conflict.
Het postmodernistisch en ‘politiek correcte’ argument dat de DNA van leden van hetzelfde ras meer kan verschillen dan DNA van verschillende rassen klopt wel, maar betekent niet ‘dat er geen verschillende mensenrassen bestaan’. Een minieme wijziging in enkele basenparen van het menselijk gen kan volstaan om uiterlijke kenmerken zoals een andere huidskleur, spleetogen of andere erfelijke eigenschappen naar voor te brengen.
Maar we kunnen niet voorbij aan een tweede aspect van het verschijnsel ‘racisme’.
We kunnen niet ontkennen dat rassen, culturen of bevolkingsgroepen bepaalde zeer kenmerkende attitudes uitdragen. Ons brein is gespecialiseerd in het filteren van de overvloed van informatie die via onze zintuigen gecapteerd worden. De belangrijkste trigger om door die filter te geraken is de eigenschap ‘verandering’ of ‘afwijking’. Dat kan een onverwachte beweging zijn, een abnormaal geluid, een onaangenaam gevoel op de huid, kortom allemaal zaken die wel eens bedreigend zouden kunnen zijn. De normale constante impulsen dringen niet bewust tot ons door: het zachte gezoem van de computer, de wolken die zich in windrichting boven ons hoofd verder bewegen, de broekspijpen die tegen onze benen schuren terwijl we wandelen…zoveel bewuste informatie zou ons brein nooit tegelijk kunnen verwerken.
Zo zullen we wel opmerken dat bij een bepaalde bevolkingsgroep ‘afwijkend’ gedrag bestaat, ook al geldt dat voor een minderheid van die populatie. Zo kan het ons opvallen dat zuinig of gierig gedrag beduidend meer voorkomt bij zo’n groep. Het gaat dan misschien slechts om 5% van hun leden, maar als dat gedrag in ‘onze groep’ slechts bij 1% voorkomt, beschouwen we dat als een typisch kenmerk van die ‘andere’ groep. En meteen worden Hollanders en Schotten als ‘gierigaards’ gekarakteriseerd, Vlamingen als dommeriken (vanwege het groot aantal weinig geschoolde landbouwers in vroegere tijden?) en Fransen en Italianen als frivole seksmaniakken. Als ik met mijn ouders op bezoek ging bij de (rijke!) Hollandse groottantes maakten wij ons op voorhand vrolijk over de voorspelling dat de koekjestrommel na één rondgang opnieuw in de kast zou geborgen worden.
Wanneer men die kenmerken kritiekloos generaliseert bezondigt men zich inderdaad aan racisme, maar wat als men gewoon realistisch rekening houdt met de objectieve kwantitatieve gegevens?
Maar wat met de personeelschef die dubbel argwanend is wanneer een allochtoon komt solliciteren als uit de statistieken blijkt dat er viermaal meer allochtonen binnen het jaar moesten ontslagen worden dan gemiddeld ? Wat met de wetenschap dat de criminaliteitscijfers bij een bepaalde bevolkingsgroep vijfmaal hoger liggen dan bij andere groepen? Los van de mogelijke verklaringen van die hogere criminaliteitscijfers (cultuur, sociale druk, religie, discriminatie, ongeschooldheid, taalachterstand) is het toch niet zo abnormaal dat men liever de straat oversteekt om contact met een luidruchtig groepje adolescenten van die strekking te vermijden? Waarschijnlijk hebben die helemaal geen kwaadaardige bedoelingen, maar bewust of onbewust houden we rekening met het verhoogde risico, hoe beperkt dat ook is.
Kortom: generaliseren leidt ongetwijfeld tot een verwerpelijke racistische attitude, maar wat is er mis met een realistisch voorbehoud of omzichtigheid t.o.v. bepaalde groepen?
Maar laat me als derde aandachtspunt nog een stap verder gaan: hoe zit het met het racistisch gedrag van wat wij de ‘minderheidsgroepen’ noemen? Hoe racistisch gedragen zij zich t.o.v. de autochtone gemeenschap en meer nog: hoe racistisch zijn ze in hun land van oorsprong?
Ik ben er van overtuigd dat heel wat van die groepen zich beduidend meer en fundamenteel racistischer gedragen dan de gemiddelde autochtoon. Dat racistisch gedrag en discriminatie in hun landen van oorsprong welig tieren en zelfs wettelijk beschermd worden lijkt me een open deur intrappen. De behandeling van vrouwen, holibi’s , anders of niet-gelovigen illustreren op een overduidelijke schaal het fundamenteel racisme dat in hun thuisland wordt tentoon gespreid. Alles wel onder de mom van ‘hun cultuur’ of ‘hun religie’, maar wat mij betreft is het onaanvaardbaar dat mensen zich voor hun wandaden verschuilen achter één of ander (bij)geloof, ook al gaat het om een megabijgeloof.
Hier in West-Europa voelen heel wat allochtonen zich racistisch behandeld en gediscrimineerd, maar tegelijk gaan ze voorbij aan het feit dat in hun eigen land homo’s ter dood worden veroordeeld, vrouwen gestenigd en net als ongelovigen zwaar gediscrimineerd.
Natuurlijk voelen wij ons – vanwege onze christelijke voorgeschiedenis – schuldig voor zowat alles wat er in de wereld misgaat. Sommigen onder ons hebben zich inderdaad misdragen in de kolonies, de slavenhandel was een schandalige misstap – alhoewel de grote religies daar nooit graten hebben ingezien – en nu zadelen we de ‘derde wereld’ op met een klimaatprobleem. Maar we mogen evenmin voorbijgaan aan het feit dat we dank zij de Verlichting veel van onze fouten hebben getraceerd en gecorrigeerd. De slavenhandel hebben we zelf afgeschaft, en we realiseerden een golf van dekolonisaties , ook al is dat niet allemaal ten goede van de inheemse bevolking afgelopen. De jaarlijkse ontwikkelingshulp van onze Westerse wereld bedraagt zo’n 100 miljard dollar en gemiddeld maakt die financiële bijstand deel uit van 20% van de begroting van Afrikaanse regeringen.
Guilt should be made of sterner stuff…
Willy Spaanbroek