door Alain Vannieuwenburg, 21 JANUARI 2020
Is er in België sprake van arithmofobie?
Het meten van levensbeschouwelijke betrokkenheid is in België geen evidentie. Het is de burgerlijke overheid niet toegestaan na te gaan of iemand een godsdienst belijdt en welke. De gegevens met betrekking tot iemands levensbeschouwelijke overtuiging worden onder meer beschermd door de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het ontbreken van degelijk gecertificeerd cijfermateriaal werd herhaaldelijk – tevergeefs – onder de aandacht gebracht.
Levensbeschouwingen tellen
Eind 2019 maakte het Nederlandse Centraal Bureau voor de Statistiek een grote hoeveelheid cijfermateriaal over ontwikkelingen tijdens het voorbije decennium publiek. Een aandachtspunt was onder andere de kerkelijke betrokkenheid: 47% van de Nederlanders stelt kerkelijk betrokken te zijn. In 2010 was dit nog 55%. Vooral de Rooms-Katholieke en de Hervormde Kerken verloren. Opmerkelijk: de stijging van de islam lijkt afgeremd. Het aantal personen dat zelden of nooit een religieuze dienst bezoekt, steeg in een decennium dan weer tot 79%. In Nederland zijn gegevens over kerkelijke gezindte en kerksheid vanaf 1849 beschikbaar.
Wat de aanhang en de wijzigingen van de levensbeschouwelijke scene zelf betreft, zijn wij dan ook vaak aangewezen op buitenlandse onderzoeksrapporten. Klassiekers zijn de rapporten van het Pew Research Center (PEW), van de European Social Survey/European Research Infrastructure (ESS), van WIN/Gallup en van de (in Duitsland gevestigde) Bertelsmann Stiftung of van de in opdracht van de Europese instellingen uitgevoerde opiniepeilingen in alle EU-lidstaten (de Eurobarometer). Dichterbij verschaffen het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in Nederland reeds jaren gegevens over religieuze betrokkenheid.
Complexere levensbeschouwelijke scene
De 19de-eeuwse dociele monoreligieuze samenleving ligt ver achter ons. Er is sprake van een ‘afwezige kerkelijke socialisatie’ en van een steeds complexer en gevarieerder wordende levensbeschouwelijke scene. Men noteert een groeiende desaffiliatie, een sterke daling van de kerkpraktijk en een duidelijke secularisering.
Wat België en Vlaanderen betreft, zijn wel gegevens beschikbaar over de deelname aan misvieringen en overgangsrituelen. Het documenteren en opvolgen van kerksheid en kerkelijkheid gebeurde onder meer in opdracht van de Belgische Bisschoppenconferentie.
Via de jaarrapporten (2018 en 2019) van de Katholieke Kerk in België wordt een poging ondernomen om de relevantie van de kerk in cijfers te vatten. Het jaarrapport 2018 leert ons dat er in 2016 50 867 doopsels en 41 060 vormsels werden toegediend en dat er 7859 kerkelijke huwelijken werden gesloten. Op de derde zondag van oktober, een gewone zondag, zijn 286 393 mensen geteld die een eucharistie bijwoonden. Het jaarrapport 2019 leert ons dat op de derde zondag van oktober het aantal deelnemers aan de eucharistieviering daalde tot 238 298. Men noteerde tussen 2016 en 2018 een daling voor doop met 11,83%, voor vormsel met 4,33%, voor het kerkelijk huwelijk met 13,9% en voor de eucharistie met 16,79%. Interessant is ook de vaststelling dat van de 2260 bedienaars van de eredienst ten laste van de Federale Overheidsdienst Justitie, er 19% vrouwen en 20% buitenlanders zijn, waaronder voornamelijk Congolezen. En er zijn blijkbaar meer benoemde leken dan benoemde priesters.
Hoe katholiek is de ontkerkelijking?
Een gegevensselectie en ad-hocbewerking leidde tot de conclusie dat in 2018 52,76% van de geregistreerde inwoners in België zich blijkbaar tot het rooms-katholicisme bekenden. Bij het bepalen van het aantal gelovigen diende om voormelde redenen gebruik te worden gemaakt van externe gegevens. Twee onderzoeken werden hiervoor gebruikt (PEW en European Social Survey Round 8). De verhouding van het aantal christenen in België uit de PEW-studie werd uitgezet naar het concrete aantal wettelijk geregistreerde inwoners in België op 1 januari 2018 (NIS, 2018). Zo komt men aan 6 370 599 Belgen die zich tot het christendom bekennen, waarvan 1 137 607 kerkgaande christenen zijn en 5 232 992 niet-praktiserende christenen.
Deze cijfers vragen om verder onderzocht te worden. Een PEW-rapport (06/12/2019) stelt dat 54% van de Belgen verklaren niet te geloven in ‘god’, 19% definieert zich als atheïst.
Interessant materiaal is ook te vinden in de SCV-survey. Deze jaarlijkse steekproef (inclusief niet-Belgen vanaf 2009) legt de Vlaming onder de loep. Ongeveer 86% van de respondenten stelde in 2018 nooit/zeer zelden deel te hebben genomen aan een religieuze viering (1996: 60%). Neemt men de deelname aan erediensten (Vlamingen van 18 jaar en ouder, Belgen en niet-Belgen samen) dan komt men uit op 81,7% van de respondenten die stelden in 2018 nooit/zeer zelden te hebben deelgenomen aan religieuze vieringen (2009: 71,4%). De groep van de zeer regelmatige deelnemers (wekelijks of meerdere keren per week) aan erediensten, categorie 18 jaar en ouder met de Belgische nationaliteit, bedraagt 2,9%. Wordt dit uitgebreid met niet-Belgen, dan stijgt dit wel tot 6,1%. (Opmerking: tot 2000 zaten er ook 16- en 17-jarigen in de steekproef, vanaf 2001 was 18 jaar de ondergrens. Tot 1999 was 75 jaar de bovengrens. In 2000 werd die bovengrens op 85 jaar gezet. Vanaf 2009 is er geen bovengrens meer.)
Deze cijfers liggen in lijn met de eerder vastgestelde daling van de kerkelijke betrokkenheid in Vlaanderen. Die begon na het einde van de mobiliserende schoolstrijd. De grootste ontkerkelijkingsgolf wordt gesitueerd in de jaren 60 en 70. De participatie aan kerkelijke rituelen blijft dalen, om na 2010 een extra neerwaartse knik te kennen. Ook het aantal Vlamingen dat zichzelf als niet behorende tot een godsdienst of kerk beschouwt , neemt na 2010 iets sneller toe. Vooral de generaties geboren na 1968 geven een hoog percentage onkerkelijken aan.
Hoe levensbeschouwingen meten?
Het meten van betrokkenheid wordt geconfronteerd met diverse problemen. Het is immers niet enkel een methodologisch vraagstuk waarbij de vraagstelling vaak de uitkomst kan bepalen, meer dan dat is het ook een potentieel heikele politieke kwestie.
De vraagstelling is inderdaad niet zonder belang. Zowel PEW als ESS merken op dat de onderzoeksaanpak (eentrapsvraag: één vraag wordt gesteld om te bepalen of een persoon zich rekent tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering versus tweetrapsvraag: eerst wordt gevraagd of men al dan niet gelovig is en nadien pas komt de keuze) de uitkomst kan bepalen: ‘For example, in the Netherlands, 31% of respondents identify with a Christian denomination in the 2014 ESS, while in the Pew Research Center survey, 41% identify as Christian. … The impact of these differences in question wording and format may vary considerably from country to country’.
De impact van de vraagstelling werd ook in Nederland bevestigd door het CBS. Het CBS merkte naar aanleiding van een recente telling op dat in functie van de vraagstelling het aandeel gelovigen duidelijk schommelt. In 2012 beschouwde 53% zich kerkelijk wanneer de techniek van de ‘eentrapsvraagstelling’ werd gebruikt. Hanteerde men de ’tweetrapsvraagstelling’, dan bleek 31% zich als gelovig te denomineren.
Het in kaart brengen van deze diversiteit en de impact van bijvoorbeeld immigratie is geen makkelijke opgave, wel een boeiende en, in het licht van maatschappelijke ontwikkelingen en de correcte allocatie van middelen, een noodzakelijk iets.
‘Believing and belonging’
Zo is er een groeiend aantal personen onder te brengen in de groep ‘believing without belonging’, dan wel in de groep ‘belonging without believing’. In het eerste geval gaat het om een groep die in ‘iets’ gelooft (god, reïncarnatie, levenskracht …) en dit zonder er een gestructureerde (religieuze) praktijk/aanhang aan te koppelen. De tweede groep gaat dan wel (al dan niet occasioneel) naar de kerk/gebedshuis/tempel …, maar verwerpt voor het overige een bepaalde godsvoorstelling of een geloof in het hiernamaals. Tussen het geloven en het niet geloven ligt dus een uitgestrekt braakliggend pick and choose-terrein dat vraagt om in kaart te worden gebracht.
Eind 2019 organiseerden het CBS en Statistiek Vlaanderen gezamenlijk het congres Data science for better decisions. CBS en Statistiek Vlaanderen willen elkaar vaker weten te vinden. Misschien kan dit ook op het vlak van onderzoek naar levensbeschouwelijke aanhang.
De aldus verzamelde gegevens zouden kunnen toelaten een diepgaande reflectie te organiseren met betrekking tot de positie van religies en levensbeschouwingen en het bestaande systeem van erkenning en financiering. De comfortabele, constitutioneel verankerde positie van de prerogatieven van de Rooms-Katholieke Kerk, valt immers op. Voor 2018 is de Rooms-Katholieke Kerk, binnen de enveloppe van de financiële vergoedingen (federaal niveau) voor de erkende levensbeschouwingen, alvast goed voor een bedrag van 87 242 000 euro op een totaal van 108 465 000 euro. Die bedragen moeten onder meer worden aangevuld met diverse tussenkomsten (bv. voor werkingskosten en exploitatietoelagen, bij tenlasteneming van bouw- en onderhoudskosten van religieuze gebouwen of subsidies inzake monumentenzorg) die gedragen worden door de regionale en lokale overheden.
KWINTESSENS
Ethicus, ere-hoofdcontroleur van het rekenhof, lid van de Humanistische denktank Kwintessens