door Alain Vannieuwenburg

De gevaren van de zelfgenoegzaamheid – een pleidooi voor hartstocht en radicale democratie

 

In 1992 publiceerde politicoloog Wilfried Dewachter zijn boek De mythe van de parlementaire democratie. Een Belgische analyse.[1] In De trukendoos van de Belgische particratie[2] zou hij deze oefening nog eens overdoen. In beide gevallen leverde dit een schrijnend beeld op van de verwording van de parlementaire democratie.

 

De pacificatiebesluitvorming

 

In zijn analyses ging Dewachter onder meer in op de drie  zeer antagonistisch uitgesponnen conflictlijnen die België kenmerken en die samen een explosieve cocktail vormen: de levensbeschouwelijke tegenstelling, de sociaal-economische tegenstelling en de communautaire spanning.[3] De elite is van oordeel dat de polarisatie op die conflictlijnen zo gevaarlijk is dat de politieke besluitvorming niet overgelaten kan worden aan de gewone burger. Daarom komt het, zo redeneert deze (verzuilde) elite, enkel haar toe deze materie te sturen en oplossingen te bedenken.

 

De pacificatiebesluitvorming tussen deze belangengroepen, die eigenlijk in se weinig consensus kunnen en mogen bezitten, is – in hun ogen – het instrument bij uitstek om de conflictescalatie te vermijden. De leiders van de zuilen doen er dus alles aan om tot een compromis te komen, zonder dat hun integriteit (versta belangen) onder druk komt (komen) te staan. Particratie en incrementalisme kenmerken het beleid. Problemen worden in kleine mootjes versneden en dat camoufleert aldus als het ware het probleem.

 

Het probleem van deze techniek is echter dat de eigenlijke probleemoplossing, evenals de adequaatheid van de oplossing, het moet afleggen tegen de (tijdelijke) afbouw van het conflict. De politiek levert op fundamentele punten nog nauwelijks relevante output. Veel van wat conflictstof is wordt immers enkel toegedekt en het conflict sluimert verder.

 

Een elite met eigen, aan de bevolking opgedrongen waarden en normen[4] stuurt dus het politieke. Het immobilisme en het overbodig maken van de burger genereren ressentimenten. Vervreemding en apathie groeien. Het aantal spanningsvelden neemt toe. De legitimiteit van het systeem komt onder druk te staan.

 

Het doorbreken van de kleffe consensus

 

De analyse van Dewachter heeft niets aan actualiteitswaarde ingeboet. Nog steeds kan worden vastgesteld dat een zeer beperkt ‘verlicht’ segment van de bevolking het roer in handen heeft en conflicten toedekt. Deze elite voelt zich echter, verwijzende naar de (tijdelijke, gefragmenteerde) successen, gesterkt in haar handelen. Bevriende relaties met o.a. de vierde macht zorgen ervoor dat haar voorstelling van de werkelijkheid overal wordt verspreid. Gevolg is een verharden van dit elitisme tot een collectieve houding, waarbij het als basisoriëntatie vele sectoren is gaan bestrijken. Hertekende zuilen, lobbyisten, drukkingsgroepen, middenvelders en belangengroepen van diverse signatuur nemen het heft over.

 

Dit verlicht elitisme bebakent niet enkel nationaal het beleid, ook op Europees en internationaal vlak dringt het een model op aan de burger. Zeker na het verdwijnen van het communisme en de globalisering en universalisering van de liberale democratie verspreidt zij nu overal de idee dat we uitzicht hebben op een kosmopolitische toekomst die vrede en welvaart brengt, met inbegrip van een wereldwijde eerbiediging van de mensenrechten. Kerngedachte is dat, aangezien de vrije wereld zegevierde en er een verzwakken van de collectieve identiteiten kan worden vastgesteld, een wereld zonder vijanden, zonder grenzen binnen bereik is gekomen.

 

Fundamenteel probleem is echter dat deze werkwijze ondemocratisch en hypocriet is, geen effectieve en efficiënte oplossingen aanreikt en politieke apathie – met dito gevaren voor het functioneren van de parlementaire democratie – in de hand werkt. Diverse auteurs hekelen dan ook dit model en stellen alternatieven voor die deze verwording moeten stoppen. Ontgoocheling en wantrouwen kunnen immers niet blijvend worden toegedekt. Veel beter is het conflict ten gronde aan te pakken.

 

Antagonistisch pluralisme

Chantal Mouffe introduceerde in haar boek Over het politieke[5] het concept ‘antagonistisch pluralisme’ als motor voor een radicalere democratie.

Mouffe is van oordeel dat men moet erkennen dat niet alle geschillen op een rationele manier kunnen worden beslecht. Vertrekken van de vooronderstelling dat consensus de facto steeds mogelijk is, is immers een foute premisse. Dit wij/zij is daarenboven niet negatief. Conflicten moeten wel worden voorzien van een legitieme uitdrukkingsvorm. Uit de tegenstelling, uit de spanning groeit de identiteit, de politieke identiteit. Tussen de illusie van de perfecte harmonie en het destructieve conflict ziet Chantal Mouffe een derde soort relatie: de agonistische relatie.

Is het antagonisme een wij/zij-relatie waarin vijanden tegenover elkaar staan die geen enkele gemeenschappelijke basis hebben, dan is het agonisme een wij/zij-relatie waarin de conflicterende partijen de legitimiteit van hun opponenten erkennen, ook al zien ze in dat er voor hun conflict geen rationele oplossing bestaat. Ze zijn ‘tegenstanders’, geen ‘vijanden’.

Hartstochten moeten een democratische uitlaatklep hebben

 

Naast het benadrukken van het belang van keuzemogelijkheden en de beheersbare confrontatie van visies is Mouffe van oordeel dat democratie nood heeft aan passie als tegengewicht voor de verstikkende rationaliteit. De fout van het liberale rationalisme, stelt zij, is dat het de door collectieve identificaties gemobiliseerde affectieve dimensie veronachtzaamt en van de veronderstelling uitgaat dat die zogenaamd ‘archaïsche’ hartstochten wel zullen verdwijnen naarmate het individualisme en het proces van de rationaliteit voortschrijden. Een samenleving waarin dit niet meer kan, is echter een samenleving waarin intellectuele repressie hoogtij viert. De pensée unique verdraagt geen hartstocht en tolereert niet dat de elite, de instituties en dito cenakels aan kritiek onderworpen worden en in vraag worden gesteld.

Chantal Mouffe kritiseert dan ook de ‘gevoelsafschaffers’, zijnde de theoretici die de hartstochten uit de politiek willen verbannen en betogen dat de democratische politiek enkel moet worden begrepen in termen van rationaliteit, matiging en consensus. In plaats van het terrein te zijn waar een debat tussen links- en rechtsgeoriënteerde vormen van politiek plaatsvindt, is politiek verworden tot ‘spinning’. Marketeers hebben hun intrede gedaan met betekenisloze slogans. De adapten van de ‘derde weg’ bezetten het terrein en scheppen de illusie van de beheersing.

 

De politiek en het politieke

Het consensusdictaat, het bannen van de hartstocht en de confrontatie zijn niets anders dan pogingen om het politieke te onderdrukken, te vernietigen. Het politieke kan, aldus Mouffe, echter nooit tenietgedaan worden omdat het zijn kracht kan ontlenen aan de meest uiteenlopende menselijke inspanningen: “Iedere religieuze, morele, economische, ethische of andersoortige tegenstelling transformeert zich in een politieke tegenstelling als ze krachtig genoeg is om mensen effectief te groeperen overeenkomstig het schema van vriend en vijand.”

Wel belangrijk is te vermijden dat deze identiteit geen voedingsbodem voor de uitschakeling van de andere wordt. Dit is het geval wanneer de ‘zij’ opgevat worden als degenen die de identiteit van de ‘wij’ ter discussie stellen en deze als zodanig in hun bestaan bedreigen. “Vanaf dat moment is iedere vorm van ‘wij/zij-relatie’, zij deze religieus, etnisch, economisch of anderszins, de locus van het antagonisme.” De consensusidee faalt. De prijs die door de burgers betaald wordt, is – zoals wij recentelijk hebben gezien – hoog, zeer hoog.

De massa

Mouffe besteedt ook uitgebreid aandacht aan het verschijnsel ‘massa’. Net als Elias Canetti[6] is zij van oordeel dat de aantrekkingskracht van de massa niet iets archaïsch of premoderns is dat met de vooruitgang van de moderniteit zal verdwijnen.

De opkomst van populistische linkse en/of rechtse partijen en dito extremistische groeperingen, maar ook de verbreiding van het terrorisme tonen aan dat het naïef was dit te denken. Mouffe betoogt dat wij, in plaats van de oorzaken te zoeken in tekenen van ‘achterlijkheid’, zij het in de geschiedenis van het land of in de sociale status van het electoraat, onze aandacht moeten richten op de tekortkomingen van de grote gevestigde politieke partijen.

Hebben we eenmaal ingezien dat we altijd ontvankelijk zullen blijven voor de aantrekkingskracht van de ‘massa’[7], dan zullen we de democratische politiek op een andere manier moeten benaderen: we zullen ons moeten afvragen hoe deze neiging te mobiliseren zonder dat daardoor de democratische instellingen bedreigd worden. Onomwonden stelt Mouffe: “Het wordt hoog tijd om te beseffen dat het succes van de populistische partijen in belangrijke mate berust op het feit dat deze partijen, zij het ook op zeer problematische wijze, werkelijk democratische eisen articuleren die door de traditionele partijen niet in aanmerking worden genomen.”

Het perverse moraliserende discours van de nieuwe sofisten

Daar een rationalistisch discours het conflictmodel niet kan tolereren, wordt, om elke kritiek klem te zetten, het moreel discours naar voor geschoven. Voordeel van deze techniek is dat de in diskrediet gebrachte partijen vrijgesteld worden van enig diepgaand onderzoek naar de eigenlijke oorzaken van het ongenoegen. Hier verwijst Mouffe naar François Flahaut, die deze vorm van zelfidealisering onder de naam ‘puritanisme van het goede gevoel’ onderzocht. Volgens Flahaut is dit soort zelfidealisering in ons utilitaristische en rationalistische tijdperk de enige nog resterende mogelijkheid om aan de eigen middelmatigheid te ontsnappen, het kwaad van zich af te werpen en een vorm van heroïsme te ontdekken. Voordeel voor de elite: bezwaren hoeven niet weerlegd te worden, de verkettering volstaat, discussie gesloten. De arrogante elite maakt haar tegenstander monddood.

 

Kosmopolitische democratie – multiculturalisme – rechtspluralisme

Mouffe is geen onvoorwaardelijk voorstander van een uitkleden van natiestaten ten voordele van grotere politieke entiteiten of internationale instituties. De opgedrongen kosmopolitische democratie kan bij haar op weinig begrip rekenen. Zij houdt wel een pleidooi voor het erkennen van het pluralistisch karakter van de wereld en is voorstander van een multipolaire wereldorde.

Dit wil niet zeggen dat Mouffe tegen internationale samenwerking is. Dat het mogelijk zou zijn te komen tot een kosmopolitische democratie met kosmopolitische burgers, die dezelfde rechten en plichten hebben, is volgens Mouffe echter vrij onwaarschijnlijk.

Parallel hiermee is Mouffe zich maar al te zeer bewust van de gevaren van een letterlijk en figuurlijk ‘grenzeloos’ pluralisme. Niet alle in een maatschappij geformuleerde eisen kunnen immers als legitiem worden beschouwd en het is ook zo dat, onvermijdelijk, bepaalde aanspraken geweerd zullen moeten worden uit het agonistische debat.

Het pluralisme dat zij bepleit verlangt dat we onderscheid maken tussen aanspraken die als deel van het agonistisch debat aanvaard dienen te worden en die welke daarvan moeten worden uitgesloten. Aanspraken, meningen, revindicaties worden echter enkel geweerd omdat ze de voor de democratie onontbeerlijke instituties zouden kunnen uitschakelen. Een democratische samenleving moet de moed hebben diegenen die de fundamentele instituties van deze samenleving ter discussie stellen niet als legitieme tegenstanders te behandelen.

 

Dit debat over de grenzen van het pluralisme en het recht op verdediging van de democratische samenleving brengt Mouffe bij het multiculturele debat en rechtspluralisme. Rechtspluralisme kan niet tot norm worden zonder het voortbestaan van de democratische politieke gemeenschap in gevaar te brengen.

 

Het doormodderen als norm

 

Politiek is dus verworden tot een rationeel proces. Het consensusmodel is de enige optie, zo poneert de verlichte elite. Discussie ten gronde moet worden vermeden. Dit systeem wordt zo hoog ingeschat dat men nauwelijks tegen de uitwassen ervan durft op te treden, laat staan oog heeft voor de desastreuze gevolgen.

 

De talrijke pacten die in ons land werden afgesloten (schoolpact, cultuurpact) zijn schoolvoorbeelden van deze aanpak. Ook bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen en de opgelegde consensus hieromtrent (overdracht van bevoegdheden naar Europa, multiculturalisme, migratie, het bestaansrecht van de natiestaat, secularisme, neutraliteit, positie van godsdiensten en erediensten, erkenning van de vrijzinnigheid, levensbeschouwelijk onderricht, ethische problemen zoals abortus, euthanasie, fertilisatietechnieken…) kunnen hieronder worden geschaard.

 

Men is blind voor de verbanden en men lost enkel de acute problemen op. Het volstaat dan ook de pers door te nemen en er parlementaire vragen en debatten op na te slaan om vast te stellen dat vele akkoorden eerder fragiele ad-hocconstructies zijn, die dringend geactualiseerd moeten worden en die daarenboven, gezien hun gebreken, niet steeds gedragen worden door de bevolking.

 

Om deze politiek verder te kunnen zetten, wordt permanent herinnerd aan het feit dat het ‘conflict’ pervers is: etiketten als radicalisering, conflictueus, populistisch, polarisatie worden te pas en te onpas gekleefd op wie het waagt de dominante ideologie schaakmat te zetten.[8]

 

Tegen de kolonisering van het politieke

 

Het diepgaande pluralistische karakter van de wereld en de fundamentele onoplosbaarheid van waardenconflicten zijn een feit. Er zal steeds sprake zijn een ‘onenigheid’. Belangrijk is dan ook zich bewust te zijn van het feit dat er geen onwrikbare verworvenheden bestaan.

 

Democratische theoretici en politici zouden zich dan ook meer dan ooit moeten richten op de vorming van een levendige ‘agonistische’ publieke sfeer van geschil waar verschillende politieke projecten tegenover elkaar kunnen worden geplaatst en tot op het bot worden geanalyseerd en geëvalueerd. Het niet-zerosomspel verdient de voorkeur.

Om als legitiem te worden aanvaard, moet een conflict echter wel een dergelijke vorm aannemen dat de politieke verbondenheid tussen mensen niet wordt vernietigd. Wat dan ook meer dan ooit onontbeerlijk is, is een consensus over de voor de democratie constitutieve instituties en over de ethisch-politieke waarden die bepalend zijn voor de politieke gemeenschap.

Mouffe herinnert ons eraan dat in een democratische maatschappij de burgers zich verbonden moeten voelen met een reeks gemeenschappelijke ethisch-politieke beginselen die gewoonlijk in een grondwet zijn omschreven en in een wettelijk raamwerk verankerd liggen.

 

Het naast elkaar bestaan van tegenstrijdige legitimiteitsprincipes is ontoelaatbaar, dit is immers onverenigbaar met de uitoefening van het democratische staatsburgerschap dat gelijkheid voor alle burgers postuleert.

 

Het politieke debat over maatschappelijk prangende aangelegenheden uit de weg gaan door alles te reduceren tot een debat waarvan de toon niet aanvaardbaar is, gaat voorbij aan de eigenlijke uitdaging: hoe vermijden dat het ideaal van harmonieuze democratie verwandelt in een nachtmerrie.

 

Hoog tijd dus om de liberale democratie te herbronnen. De consensus werkt verstikkend. Ware democratie schept de voorwaarden voor de confrontatie. Het kleffe compromis, het verdoezelen van problemen lost geen enkel probleem op.[9]

 

Onze vrijheid is te belangrijk om deze over te laten aan de seminaristen van het goede gevoel en aan de angstondernemers. We moeten opnieuw leren een vuist te maken.[10]

 

Een democratie kan, zoals we hebben gezien, niet enkel worden vermoord, ze is, inderdaad, ook in staat tot zelfmoord.                        

 Alain Vannieuwenburg

[1] Wilfried Dewachter, De mythe van de parlementaire democratie. Een Belgische analyse, Acco, 2001.

[2] Wilfried Dewachter, De trukendoos van de Belgische particratie. Een Europese schande, Pelckmans, 2014.

[3] Deze inventarisatie gebeurde ook door de Gentse hoogleraar August Van Den Brande, Mogelijkheden van een sociologie der Belgische conflicten na de Tweede Wereldoorlog (1944 – 1961), De Sociologische Gids, jaargang X, 1963.

[4] Zie hiervoor Pierre Bourdieu, La distinction. Critique sociale du jugement, coll. Le sens commun, éd. de Minuit, 1979.

[5] Chantal Mouffe, Over het politieke, Klement, 2008.

[6] Elias Canetti, Massa & Macht, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1983.

[7] Het is, en hier vinden we ook Freudiaanse elementen terug, een essentieel onderdeel van de psychologische natuur van de mens.

[8] Zie het standaardwerk van Ralf Dahrendorf, Class and Class Conflict in Industrial Society, Stanford, Stanford University Press, 1959.

[9] Zie Leo Apostel en Marcel Bots, Pluralisme en verdraagzaamheid, De Nederlandsche boekhandel, Antwerpen, 1966.

[10] Zie Frank Furedi, Cultuur van angst, Meulenhof, 2007.

Kennismaken?

Klik op de knop voor meer inlichtingen of een kennismaking!