door Alain Vannieuwenburg

2 mei 2018

Redouane Ahrouch: de man die het paasreces wist te vergallen

De Belgische politieke wereld werd in het paasreces opgeschrikt door enkele uitspraken van Redouane Ahrouch, notoir lid van de politieke partij ISLAM. Gescheiden busvervoer, niet uit religieuze overtuiging, wel uit respect voor vrouwen; een islamitische staat (zonder te raken aan de Grondwet); iedereen moet een hoofddoek kunnen dragen en halalvoeding in de scholen. Binnen de politieke wereld was de verontwaardiging groot. Er werd gewag gemaakt van regelrechte inbreuken op de westerse liberale rechtsstaat en van een onverbloemde poging om de sharia in te voeren. ISLAM, bij monde van  Redouane Ahrouch, ontkent dat zijn partij een gevaar kan betekenen: de nadruk ligt op de religieus geïnspireerde waarden en wie kan daar nu iets tegen hebben.

De inzet

De partij ISLAM wil bij de komende gemeenteraadsverkiezingen in 28 gemeenten in Wallonië en Brussel opkomen. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wil het in 14 gemeenten lijsten indienen. Men focust op de moslimgemeenschap.  Voor ISLAM is het duidelijk: “Binnen 12 jaar, in 2030, zal Brussel voornamelijk uit moslims bestaan en wat wil je dan, een bemiddelaar of een extremist? Zoals de Franstaligen FDF hebben, is er nu voor de moslims Parti Islam”. (Bron: Belga)

De partij werd opgericht in 2012. Dat de door haar verkondigde opvattingen dus pas nu zo’n heisa veroorzaakten kun je opmerkelijk noemen. Een vluchtige verkenning op de website van deze partij (website: Islam 2012) laat toe kennis te maken met enkele van de krachtlijnen:  “Respect de l’opinion de chacun – Droit à la propriété privée – Protection de la famille – Droit au savoir – Droit à la vie”. An sich ogenschijnlijk geen schokkende stellingnames: wie kan immers deze waarden niet onderschrijven?

Dieper graven dus. Op de website is ook een document Manifeste Citoyen te vinden. Wie de preambule van het manifest leest (en hierbij even abstractie maakt van het obligate vers uit de koran 3:104; ‘En laat er uit jullie een groep voortkomen die uitnodigt tot het goede en oproept tot deugdelijkheid, en (die) het verwerpelijke verbiedt. En zij zijn degenen die de welslagenden zijn.) heeft soms de indruk te maken te hebben met het programma van een (extreem) linkse partij die oproept tot verzet tegen de onderwerping van de mens aan het grootkapitaal en de emancipatie van eenieder. Onder de hoofding ‘Respect’ is zelfs een afbeelding van een deels gesluierde vrouw te vinden die … sterk doet denken aan de maagd Maria. Naar aanleiding van de verkiezingen in 2014 werd trouwens een soortgelijk document in enkele duizenden brievenbussen in de Brusselse regio gedeponeerd. Centraal staat de gedachte ‘soevereiniteit in eigen kring’. Maar ook dat kennen we.

De partij ISLAM is momenteel vertegenwoordigd in twee gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Verkozenen Redouane Ahrouch en Lhoucine Aït Jeddig haalden met hun partij respectievelijk 1.446 en 1.102 voorkeurstemmen. In totaal haalde men in Anderlecht 1.839 stemmen (4,13 %), in Molenbeek 1.478 stemmen (4,12 %).  In Brussel zelf haalden de (niet verkozen) kandidaten 1.833 stemmen (2,9 %). Er werd in 2014 ook deelgenomen aan de wetgevende verkiezingen te Brussel en Luik. Ook daar was er een eerder beperkt, doch niet te negeren electoraal succes te noteren. 

Een verbod

Het verbieden van de partij leek voor enkele politieke partijen een van de te bewandelen pistes. In de wandelgangen was echter ook te horen dat dit weleens een risico kon inhouden voor andere partijen. En er werd verwezen naar Duitsland waar een wettelijk kader bestaat (de Verfassungsschütz).

Het is niet de eerste keer dat stemmen opgaan om een partij aan te pakken. In 2012 bv. werd door de Kamercommissie Binnenlandse Zaken gezocht naar mogelijkheden om op te treden tegen de moslimorganisatie van Fouad Belkacem, nl. Sharia4Belgium. De voorstellen zorgden voor commentaren. Gevreesd werd dat de wet achteraf zou worden misbruikt tegen politieke opposanten allerlei. Anderen waren van oordeel dat dit een brug te ver was, zowel het islamistisch terrorisme als het salafisme waren immers in Europa op hun retour. Uiteindelijk werden  teksten voor advies naar de Raad van State verzonden. Het advies benadrukte dat het moeilijk is om groepen zoals Sharia4Belgium (of Blood & Honour) te verbieden. Beide zijn o.a. niet terug te vinden in officiële databanken, het zijn groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid, en dixit de Raad van State dus ongrijpbaar. Het verbieden of ontbinden van een vereniging is volgens het advies weinig efficiënt: betrokkenen kunnen immers onmiddellijk een nieuwe vereniging oprichten. En … er bestaat zoiets als de vrijheid van vereniging.

Nederland en DENK

Niet enkel in België is dit een onderwerp van discussie.

Nederland worstelt net als België reeds lange tijd met een zekere verwarring. Nederland moest  echter met auteurs als P. Cliteur, H.J. Schoo, A. Ellian of C. Brendel wel het debat aangaan: simplismen dienden vermeden en men pleitte in deze voor een franc parler, voor de parrèsia. Opvallend was immers, zoals bij ons, het eerder moeizame omgaan van de overheid met de bescherming van dat wat ooit tot de essentie van de democratische soevereine rechtstaat behoorde. Een soort naïef optimisme was de verwende westerse samenleving binnengeslopen. Een geloof dat de verzoening tussen de religieuze overtuigingen slechts een kwestie van tijd was.

In 2006 reeds zorgde de Nederlandse minister van justitie Piet Hein Donner voor commotie toen hij het mogelijk achtte dat de sharia kon worden ingevoerd, mits hiervoor een gekwalificeerde politieke meerderheid te vinden was. Tegenstanders betoogden dat zulks onmogelijk, ondenkbaar was. Het liberaaldemocratische rechtsstelsel kon onmogelijk tolereren dat een rechtssysteem ingang zou vinden dat in tegenspraak is met alle fundamentele waarden. De vraag was echter gesteld: hoe moet de democratie omgaan met niet-democratische bewegingen of partijen? In 2015 werd een motie van CDA-kamerlid Pieter Heerma door de Tweede Kamer aangenomen. Het CDA wil ‘… wettelijk of zelfs grondwettelijk verankeren dat de democratie niet misbruikt mag worden om haar af te schaffen én dat antidemocratische partijen verboden kunnen worden’. Minister Asscher ging bekijken welke landen strakkere partijverboden hanteren (Duitsland bijvoorbeeld).

In Duitsland werd in 1950 het Bundesamt für Verfassungsschutz(afgekort Bundesverfassungsschutz) opgericht. Deze valt onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken en heeft als opdracht  ongrondwettelijke activiteiten in Duitsland op te sporen. Dit orgaan monitort de activiteiten van extremistische organisaties (rechtsextremisme, linksextremisme, religieus extremisme). Organisaties zoals Scientology vallen eveneens binnen het controlebereik.

Het Constitutioneel Hof heeft de moeilijke taak de grens van de ongrondwettelijkheid te bewaken: gestrengheid en behoedzaamheid gaan hierbij hand in hand.  Begin 2017, heeft dit Hof een verbod op de (extreemrechtse) partij NPD afgewezen. Het Hof erkende het antidemocratische karakter van de partij, maar oordeelde dat er te weinig bewijs was dat deze partij op permanente, gestructureerde wijze aan de omverwerping van de democratische orde werkt en dus een reëel gevaar vormt. Geen clear and present danger dus. Begin 2018 heeft de Duitse Bondsraad het Constitutioneel Hof in Karlsruhe gevraagd om de rechtse extreme partij NPD uit te sluiten van de subsidies voor politieke partijen. In de Duitse Grondwet zijn de wettelijke gronden voor een verbod van een partij of vereniging vastgelegd. De Duitse Grondwet (afgekort GW) beschermt zeer actief het democratische rechtsstelsel. Artikel 21 GW laat geen twijfel bestaan. Antidemocratische partijen, kunnen effectief verboden worden. Ook individuen kunnen bepaalde rechten verliezen wanneer zij  acties ondernemen (lid 2 van dat artikel). Een partij die de GW niet respecteert is verfassungswidrig, d.w.z. ongrondwettelijk. Dit heeft ook financiële consequenties. De Duitse GW voorziet in de bescherming van de federale structuur van de staat, de democratie, de sociale en rechtsprincipes van de Staat en de onschendbaarheid van de menselijke waarde van het individu.

De resultaten van de recentste lokale verkiezingen in Nederland zorgden andermaal, (los van  een politieke aardverschuiving) voor de vraag hoe men nu diende om te gaan met partijen zoals DENK, de partij van de Turkse Nederlanders. DENK (een afsplitsing van de socialistische PVDA), zit in de Kamer met drie zetels en komt in 13 gemeenteraden terecht, met als uitschieters Schiedam en Rotterdam. De islamgeïnspireerde DENK en ook NIDA (van Rotterdamse origine, met islamitische referentie), konden een behoorlijk aantal Rotterdammers verleiden. Samengevat: in dertien van de veertien gemeenten waar DENK deelnam aan de gemeenteraadsverkiezingen heeft deze zetels binnengehaald. Alleen in Alkmaar lukte het DENK niet de drempel voor een zetel te halen. In Schiedam is DENK (11,7% en 4 verkozenen) de op één na de grootste partij. Coalitiedeelname ligt niet onmiddellijk in het verschiet: in vele gemeenten is de fractie te klein.

De les van Van den Bergh en Rijpkema: corrigeerbaarheid en weerbaarheid

Hoe omgaan met antidemocratische partijen was het onderwerp van de oratie van hoogleraar staatsrecht George van den Bergh (1890-1966) uit 1936[1]. Deze oratie werd door de Leidense jurist Bastiaan Rijpkema terecht opnieuw onder de aandacht gebracht.

Van den Bergh probeert een antwoord te geven op de vraag hoe een democratie moet omgaan met politici die binnen de grenzen van de wet op perfide wijze de democratie proberen te ondergraven en in fine te begraven.

Van den Bergh werpt ons de vraag voor de voeten of we een democratie – in naam van de democratie – suicide moeten laten plegen. Moeten we lijdzaam toezien, of is een zekere weerbaarheid aangewezen en mogelijk en zo ja, welke vorm kan die aannemen? Wanneer partijen geweld gebruiken kun je terecht bij het strafrecht. Maar wat doe je met partijen en groeperingen die de democratische procedures afwenden? Kan een overheid partijen controleren en/of verbieden? Bestaat er zoiets als goedbedoeld totalitarisme?

De essentie van een democratie is voor Van den Bergh haar vermogen tot zelfcorrectie. Via democratische procedures kan een eerder genomen besluit gewijzigd, gecorrigeerd worden. Het vermogen tot correctie is de kern van de democratische ordening. Dit wil zeggen dat niet aanvaard kan worden dat deze eigenschap aangetast wordt. Hieruit vloeit voort dat een democratie die bewegingen kan bestrijden die het principe van zelfcorrectie willen afschaffen. Hij gaat hiermee verder op de denkpiste van Karl Loewenstein, Duits jurist, die betoogde dat democratieën zich weerbaarder moesten opstellen.

Wil dit nu zeggen dat hiermee het risico op het uitschakelen van de democratie volledig verdwenen is? Het is inderdaad niet denkbeeldig dat indien gedurende lange tijd een meerderheid van de bevolking pleit voor afschaffing van de democratie, dit ook mogelijk is.  Voor Van den Bergh was dit echter een quasi onmogelijk iets: het zou een totale cultuurbreuk impliceren. Hij is optimistisch: ‘vertrouw zo lang mogelijk op het zedelijk besef van de overgrote meerderheid van het volk.’

In de voormelde heruitgave is ook een nawoord van de Leidense hoogleraar Paul Cliteur te vinden. Cliteur gaat zonder omwegen in op de moderne gijzeling en op problemen en uitdagingen waarmee Nederland te kampen heeft. Cliteur ergert zich aan het gebrek aan realiteitszin, aan moed, aan kritische democratische weerbaarheid.

Artikel 17 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens: rechtsmisbruik

Artikel 17 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (afgekort EVRM) heeft het uitdrukkelijk over het verbod van misbruik van recht wanneer het stelt dat ‘geen der bepalingen van het Verdrag mag worden uitgelegd als zou zij voor een Staat, een groep of een persoon een recht inhouden enige activiteit aan de dag te leggen of enige daad te verrichten met als doel de rechten of vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld teniet te doen of deze verdergaander te beperken dan bij dit Verdrag is voorzien.’

Artikel 17 EVRM moet worden gelezen als een antimisbruikclausule. Misbruik van verdragsbepalingen (zoals neergelegd in artikel 8, 9, 10, 11 en 14 EVRM ), met het oog op het verrichten van handelingen of het ontplooien van activiteiten met als doel het vernietigen van de verdragsrechten en vrijheden of deze meer in te perken dan volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is voorzien, wordt verhinderd. De bescherming van de democratie primeert dus op andere rechten opgenomen in het EVRM.

Artikel 17, dat voorbehouden wordt voor de meest extreme en duidelijke gevallen, wordt ondertussen in zijn concrete toepassing gebruikt én als middel om rechtstreekse misbruiken te beteugelen én als interpretatief beginsel. De toepassing van voormeld artikel leidde in bepaalde tot vervallenverklaring of niet inroepbaarheid van bepaalde verdragsbepalingen.

Bij wijze van voorbeeld kan worden verwezen naar de begrenzing zoals te vinden in de zaak m.b.t. de vereniging Hizb Ut-Tahrir & Ors v Germany en in de casus W.P. e.a./Polen. Het Hof stelde dat ‘… the general purpose of Article 17 is to prevent totalitarian groups from exploiting in their own interests the principles enunciated by the Convention.’

Preambule aan de Grondwet – Commissie van Wijzen – Werkgroep Magits-Christians

De hiervoor beschreven problematiek brengt ons alvast bij het onlangs geopende debat omtrent de wenselijkheid om de democratische liberale waarden beter te verdedigen.

Dit  debat over de wenselijkheid van een actualisering of een explicitering van bepaalde waarden opgenomen in de Grondwet, was reeds geopend door de tot de liberale partij (Open VLD) horende politicus Patrick Dewael. Hij vond het tijd voor een ruime bezinning over onze Grondwet met nadruk op de voor de huidige samenleving belangrijke waarden en normen. Dit kon volgens hem idealiter door het opnemen van een preambule, een voorverklaring, die aan de tekst van de Belgische Grondwet voorafgaat.

Patrick Dewael legde in de commissie Grondwet medio 2016 een ontwerp van preambule op de Belgische Grondwet neer, samen met een resolutie waarin hij de artikelen opsomde die voor herziening vatbaar verklaard dienden te worden. De liberale politicus vond het hoog tijd om een diepgaand debat te hebben ‘over wat ons bindt in dit land, over de principes waar onze rechten en vrijheden op gebaseerd zijn, over de rol van de democratie, over de rechtsstaat’. Begin 2018 werd Kamervoorzitter Siegfried Bracke gevraagd de werkzaamheden die konden leiden tot een preambule bij de Grondwet – met aandacht voor de basiswaarden van de samenleving en de eigenheid van de staat – te reactiveren.

Onrechtstreeks is ook de vraag aan de orde wat we doen met levensbeschouwelijke organisaties die door de Belgische overheid erkend en betoelaagd worden/kunnen worden en in hun optreden bepaalde van onze grondwaarden negeren of standpunten verdedigen die rechtstreeks indruisen tegen de waarden van de liberale rechtstaat.  De overheid onthoudt zich immers van inmenging. Hoe onthouden of ontnemen wij deze de erkenning en dus de erbij horende financiering en faciliteiten (onderwijs, belastingvoordelen…)? Dit was ook een aandachtspunt bij het onderzoek van het systeem van erkenning en betoelaging van de levensbeschouwingen (werkgroep Magits-Christians, opgericht in 2009, in opdracht van de federale overheid).

De democratische paradox

Aan ISLAM danken we in elk geval het debat over de democratische paradox nieuw leven te hebben ingeblazen: kunnen we groeperingen, antidemocratische partijen of intolerante levensbeschouwingen zonder meer verbieden? In een democratie moet elke stem worden gehoord.

Is er gewoonweg andermaal sprake van shariapaniek of pre-electorale koorts? Volstaan de aanwezige instrumenten: politioneel, strafrechtelijk, internationale verdragen? Is het interessant om de Verfassungsschutzconstructie bij ons in te voeren en zo ja, hoe organiseren wij dit zodat deze Verfassungsschutz een eigen leven gaat leiden?

Wie legt de grens van de democratische tolerantie vast? Moeten wij tolereren dat rechten worden afgewend? Plegen we met de glimlacht suicide?

Wat Van den Bergh, Rijpkema en Cliteur ons alvast leren is dat wanneer we dat vermogen tot zelfcorrectie willen veiligstellen, we antidemocratische krachten moeten durven benoemen, deze kunnen en moeten bestrijden en hiermee de essentie van de democratische rechtsstaat geen geweld aandoen.

Vatten we het debat aan?

Alain Vannieuwenburg
Ethicus, promovendus Universiteit Leiden

[1] De oratie van professor George van den Bergh uit 1936, De democratische staat en niet-democratische partijen, is in 2014 verschenen bij Elsevier Boeken onder de titel Wat te doen met antidemocratische partijen? De uitgave werd verzorgd en ingeleid door de Leidse jurist Bastiaan Rijpkema die op dit onderwerp promoveerde.

Kennismaken?

Klik op de knop voor meer inlichtingen of een kennismaking!