door Jurgen Slembrouck
zo 15/01/2017 – 09:10 Jürgen Slembrouck Wie kritische bedenkingen uit over de islam wordt steevast van intolerantie en islamofobie beschuldigd. Beide termen zijn de pek en veren van deze tijd die een open debat haast onmogelijk maken.
Jurgen Slembrouck werkt bij de Vrijzinnige dienst – Universiteit Antwerpen.
Wie terugblikt op het afgelopen jaar en zich afvraagt welke gebeurtenissen ons iets kunnen vertellen over het nieuwe jaar, kan niet omheen de terroristische aanslagen die zich in het hart van Europa hebben voorgedaan.
En toch, hoewel deze aanslagen bijzonder dramatisch zijn en honderden mensen voor het leven getekend zullen blijven, zijn ze misschien toch niet geschikt om ons een fundamenteel inzicht te verschaffen in de uitdagingen die op ons pad zijn gekomen.
De afkeer die ze oproepen wordt immers breed gedeeld. Niemand die het in zijn hoofd haalt om te verdedigen dat men het recht heeft om onschuldige mensen te vermoorden.
Het extreem gewelddadig karakter van de aanslagen werkt op een bepaalde manier dan ook verblindend. Het verhindert ons om stil te staan bij andere feiten die weliswaar minder dramatisch zijn maar die op een sluipende manier de uitgangspunten van het secularisme ondergraven en die wel op (politieke) steun kunnen rekenen.
Het verwijt van islamofobie
Een eerste probleem betreft het intellectuele klimaat. Nog steeds is het moeilijk om sommige problematische aspecten van de islam (positie van de vrouw, geloofsafval, vervlechting geloof en recht) ter discussie te stellen.
Je krijgt zelfs een merkwaardige omkering zoals bleek toen de boerkini ter discussie stond. Sommigen vroegen zich luidop af wat het probleem was met dit zogenaamde badpak en leken niet in staat om te begrijpen hoe het uitdrukking geeft aan een bijzonder negatieve godsdienstige visie op de menselijke seksualiteit, in het bijzonder die van de vrouw.
Wie kritische bedenkingen uit over de islam wordt steevast van intolerantie en islamofobie beschuldigd. Beide termen zijn de pek en veren van deze tijd die een open debat haast onmogelijk maken.
Met het niet benoemen van problemen bewijs je niemand een dienst.
Maar met het niet benoemen van problemen bewijs je niemand een dienst. Dit zwijgen tast de geloofwaardigheid van de politiek aan en fnuikt zo de werking van de democratie die net leeft bij de gratie van de vrije meningsuiting. Een blik op de sociale media geeft een weinig fraai beeld van de frustratie.
De grootste slachtoffers zijn de moslims zelf. Vooral zij die zich ook kritisch wensen op te stellen ten aanzien van hun religie maar door deze politiek correcte omerta in hun eigen gemeenschap nog meer geïsoleerd worden. Het zou te denken moeten geven dat er in Vlaanderen amper vooraanstaande intellectuelen zijn die bekend staan als ex-moslim.
Begin 2016 werden in het kader van een deradicaliseringsproject en op vraag van de Brusselse regering regisseur Ismaël Saidi en islamoloog Rachid Benzine bereid gevonden om filmpjes te maken die de Koran seculier en historisch zouden duiden. Amper twee weken later zagen ze daar van af omdat ze geïntimideerd werden en met de dood werden bedreigd.
Criminalisering van de neutraliteitscultuur
Een typisch kenmerk van de seculiere samenleving is haar neutraliteitscultuur. Elke burger wordt in staat geacht om over zichzelf te beschikken en voor zichzelf te kunnen bepalen welke idealen waardevol zijn en welk niet. Via sociale zekerheid, onderwijs en gezondheidszorg tracht een seculiere samenleving ongelijkheden te neutraliseren en zo kansen te maximaliseren.
Omdat de overheid over een machtsmonopolie beschikt en men wil voorkomen dat die macht wordt misbruikt moet ook zij strikt neutraal zijn.
Dit houdt onder meer in dat ambtenaren geen religieuze tekens mogen dragen. Wie met redelijke argumenten duidelijk maakt dat dit de beste garantie biedt om het vertrouwen in de objectiviteit van de dienstverlening te handhaven en om de vrijheid in de andere maatschappelijke sferen te beschermen, wordt toch van racisme beschuldigd.
Hoewel alle levensbeschouwelijke tekenen geviseerd worden, wordt een pleidooi voor strikte overheidsneutraliteit steeds herleid tot een ‘hoofddoekenverbod’. Zo bevestigt men de opvatting dat de overheidsneutraliteit gericht is tegen de islam en voedt men de gevoelens van stigmatisering. Men wekt de indruk dat het seculiere samenlevingsmodel hand in hand gaat met discriminatie in plaats van met diversiteit.
Privatisering van de godsdienstvrijheid
In het verlengde van de criminalisering van de neutraliteitscultuur wordt beweerd dat de godsdienstvrijheid enkel nog in de privésfeer beleefd zou mogen worden. Onzichtbaar voor andere burgers zou men daar nog een hoofddoek, keppeltje of kruisje mogen dragen. Deze bewering slaat echter nergens op.
De grondwet beschermt de levensbeschouwelijke vrijheid ook in de publieke ruimte: op de straten en de pleinen die we met elkaar delen. Dat is ook gewenst want uitgerekend daar kunnen mensen met tegengestelde visies elkaar ontmoeten en vrijelijk discussiëren over hun levensbeschouwelijke overtuigingen en over de betekenis van hun symbolen. Uitgerekend daar kan blijken hoe waardevol die overtuigingen kunnen zijn.
Religieuze enclaves
In tegenstelling tot de vermeende privatisering van de godsdienstvrijheid, heeft men precies het omgekeerde bewerkstelligd. In sommige wijken van grootsteden heeft men toegelaten dat er religieuze enclaves zijn gegroeid waar grondwettelijk beschermde vrijheden onderworpen zijn aan godsdienstige wetten die als basis dienen voor moraliteit en als fundament voor de maatschappelijke ordening.
Van een open debat is dus geen sprake meer. Reclameposters waar menselijk naakt op te bespeuren valt, worden met verf overspoten. Vrouwen zijn er niet welkom in cafés, kunnen niet over straat met een jurkje zonder voor hoer te worden uitgescholden of seksueel lastig gevallen te worden en holebi’s zijn er hun leven niet veilig.
Na de aanslagen werd België een ‘failed state’ genoemd. Daar valt veel op af te dingen maar voor wat betreft deze religieuze enclaves gaat deze beschuldiging helemaal op. Elke politicus die hier aan heeft bijgedragen, heeft de uitgangspunten van de seculiere samenleving verraden.
Opnieuw, de grootste slachtoffers zijn de mensen die in deze enclaves moeten opgroeien. Hen wacht een leven in gevangenschap: gescheiden zwemmen, uithuwelijking, duiveluitdrijving, genitale verminking …
Electoraal opportunisme en religieuze privileges
Het meest betreurenswaardig is vooral de vaststelling dat dit verraad te maken heeft met electoraal opportunisme en het veiligstellen van levensbeschouwelijk privileges.
Na de aanslagen van 22 maart 2016 werd er in de commissie ter herziening van de grondwet een denkoefening gestart om de grondwet te actualiseren en rekening te houden met het gewijzigde levensbeschouwelijke landschap. De uitgangspunten van de seculiere samenleving versterken is meer dan ooit nodig om te verhinderen dat de toenemende polarisatie het samenleven onmogelijk maakt.