door Karel De Gucht
Vroeger was het eenvoudig. “Waar is God? God is overal, in de hemel, op de aarde en op alle plaatsen”. Zo stond het in de Catechismus, voor zover ik me herinner een gelig geplastificeerd boekje waarop Christus stond afgebeeld in blauwe lijnen. Een toeval mag ik aannemen. Wat in de Catechismus stond was de waarheid. We moesten die van buiten leren, de waarheid werd er ingestampt. Ik ken de tekst nóg van buiten. De waarheid werd er niet ingestampt door een godsdienstleraar, maar door dé meester. Want die was toch katholiek. God kon je dus overal tegen het lijf lopen. Een beetje zoals Herman De Croo. Maar ik voelde er niet zoveel voor God tegen het lijf te lopen. In de Catechismus stonden ook veel dingen die je vooral niet mocht doen maar toch deed. Die artikelen ben ik vergeten maar als knaap leek het mij veiliger God niet tegen te komen.
Waar is God nu? Bij Lieven Boeve, baas van het katholiek onderwijs, en bij Rik Torfs, rector van de Universiteit Leuven. Zonder enige twijfel. Grapje. Maar ernstig : van wiens leefwereld maakt de levende God met wie de gelovige een persoonlijke band heeft en die uitzicht geeft op het eeuwig leven nog deel uit? Van weinigen. Het doorvoelde geloof waarin onze voorouders troost zochten en vonden, de toewijding aan Maria; het lijden van Christus, de mens geworden zoon van God; het geloof in de verrijzenis op de dag des oordeels en het eeuwig leven dat je kon verdienen, behoren in onze geseculariseerde maatschappij tot het verleden waarbij de uitzondering de regel bevestigt. De Europese maatschappij heeft er eeuwen over gedaan om op dat punt te belanden. Doorgaans situeert men het beginpunt van deze evolutie in de Verlichting (18de eeuw), die de rede, de wetenschap en de feitelijke wereld niet langer onderworpen wilde zien aan de godsdienstige dogma’s. Het beginpunt ligt nog veel vroeger, bij figuren zoals Spinoza, Descartes, Galilei en Giordano Bruno. Die laatste belandde op de brandstapel van de Inquisitie in 1600. De laatste heks werd in Berlare ‘te water gelaten’ in de tweede helft van de 18de eeuw. De Europese maatschappij heeft er dus zeer lang over gedaan om afstand te doen van de heerschappij van God en zijn bedienaars. Heel wat figuren uit de Verlichting waren gelovig, Voltaire incluis. Voltaire begon maar te twijfelen aan de goedheid van God na de vreselijke aardbeving die in 1755 Lissabon vrijwel volledig verwoestte. De Verlichting was geen revolte tegen de godsdienst, geen revolte van ongelovigen. Voltaire ligt samen met Napoleon begraven in de Dôme des Invalides, waar Frankrijk zijn grote historische figuren eert. De laatste rustplaats van de ongelovige baron d’Holbach – de vaandeldrager van de atheïsten tijdens de Verlichting, is een anoniem graf. De omslag van een maatschappij die de rede niet langer onderwerpt aan godsdienstige dogma’s naar een maatschappij die niet meer gelooft, is zeer recent, is een evolutie die zich de laatste vijftig jaar heeft doorgezet en dan nog overwegend in West Europa. In Oost Europa leeft het geloof nog wel. In Rusland maakt Poetin met medewerking van de hiërarchie de Orthodoxe kerk dienstbaar aan zijn machtsdrang. Een Amerikaans Presidentskandidaat besluit zijn speech met de woorden : “God bless America.” Wij bevinden ons met andere woorden in een uitzonderingspositie. Of moet ik schrijven : “bevonden” ? De confrontatie met de Islam, stelt onze geseculariseerde maatschappij voor keuzes.
Als je ziet hoelang wij er over gedaan hebben om ons van de heerschappij van de godsdienst te bevrijden, is er geen enkele reden om te veronderstellen, laat staan aan te nemen, dat de Islam tijdens ons leven ingrijpend gaat veranderen. De moslim gelooft nog echt, zijn leven wordt beheerst door de woorden van de profeet zoals ze te boek staan in de Koran en die alleen door de ayatollahs mogen geïnterpreteerd worden. En dat gaat zo blijven. Wellicht nog eeuwen. Een Europese Islam : vergeet het. De kern van geloven, namelijk dat je een aantal zaken voor waar aanneemt zonder ze in vraag te stellen, is in de Islam onaangetast. Voor de moslim zijn wij ketters. Een militante groep leidt daar uit af dat wij moeten bestreden worden, dat de jihad een plicht is. De groep die tot alles bereid is om dat doel te bereiken, is klein. Een grotere groep sympathiseert er in mindere of meerdere mate mee. De grote meerderheid van de moslims is vreedzaam. Maar de grote meerderheid van de moslims ziet ons als ongelovigen, begrijpt onze maatschappij niet, wil of kan ze niet begrijpen.
Het binnendringen van de Islam in onze maatschappij roept ook een reactie op van de katholieke kerk. In zekere zin dient de Islam het katholieke reveil. Zij wil haar grotendeels verloren gegane identiteit herwinnen en bevestigd zien. Een interessant voorbeeld speelt zich dezer dagen af in de discussie over de zogenaamde dialoogschool waarin de baas van het katholieke net, de Leuvense theoloog Lieven Boeve, is terechtgekomen, binnen zijn net en binnen de bredere onderwijswereld. Boeve wil niet zomaar kennis overdragen, hij wil mensen vormen uitgaande van een katholiek mens- en wereldbeeld dat steunt op het scheppingsgeloof. Hij wil dat het onderwijsproject van de katholieke school daarvan doordrongen is. Hij verzet zich tegen een algemeen vak levensbeschouwing omdat daar een seculiere ideologie achter zit. En voelt zich gesterkt zo’n project uit te dragen omdat, althans volgens hem, 50% van de Vlamingen zichzelf als katholiek beschouwt. Uit een internationaal onderzoek door de Universiteit van Pisa blijkt dat slechts een vierde van de ouders die hun kinderen naar een katholieke school sturen dat doen wegens de katholieke identiteit van de school. 94% van de ouders doen dat voor de reputatie van de school. In mensentermen gezegd : veel ouders sturen hun kinderen naar een katholieke school omdat daar ‘beter volk’ zit en minder vreemdelingen. De opening naar de Islam is een schijnbeweging want elke school blijft vrij dit al dan niet te doen. Het driemaal kleinere Gemeenschapsonderwijs vangt het gros van de migranten op en betaalt daar de prijs voor.
Waar we echt mee te maken hebben is dat het katholieke net zijn machtspositie wil bevestigd zien op kosten van iedereen in een maatschappij die niet meer gelooft. Dit is een redenering die getuigt van een zeker integrisme dat zich gesterkt weet door de opmars van de Islam.
Karel De Gucht