Rudy Van Giel, 27 februari 2024
‘Broodje-aapverhaal’ is een begrip dat sinds 1978 ook tot in onze taal is doorgedrongen. Sindsdien heeft het fenomeen zich getransformeerd tot fake news en is het gaan woekeren tot een echt gezwel, waar we bij het doornemen van een krant of tijdschrift voortdurend bedacht en beducht moeten voor zijn. Toch is het niet altijd kwaadwilligheid die aan de basis ligt van het verspreiden van dit soort nonsens. Ook gedegen journalisten durven zich er te goeder trouw aan bezondigen zonder stil te staan bij de mogelijke impact die het nieuws op hun lezers kan hebben.
Dit was bijvoorbeeld het geval bij een groot artikel van de Nederlandse journaliste Nathalie Huigsloot dat De Morgen breed op zijn bladzijden uitsmeerde. Zij had Herman Koch geïnterviewd nadat hij bekend maakte aan uitgezaaide prostaatkanker te lijden. Zij verweet hem dat hij lange tijd geen aandacht had besteed aan symptomen die in de richting van de ziekte wezen. Want ‘moest hij niet altijd veel pissen? Zijn de alarmbellen daardoor niet eerder afgegaan?’.
Hiermee voedt de journaliste de hardnekkige fabel dat wie aan prostaatkanker lijdt vaak moet plassen. In werkelijkheid is dit slechts zelden het geval; enkel wanneer de tumor dicht bij de ureter – de pisbuis – gelokaliseerd is, vernauwt hij die en belemmert hij alzo een ongehinderde afvloei van de urine. Mannen die dikwijls langs het urinoir dienen te passeren – en vanaf een bepaalde leeftijd zo goed als allemaal dus – doen dat omdat in de loop der jaren hun prostaat gewoonweg vergroot is en hij daardoor het afvoerkanaal almaar meer dichtdrukt. Dit noemen we in het jargon BPH of benigne prostaathypertrofie … met de klemtoon op benigne – goedaardig dus!
Krantenberichten als die van Nathalie Huigsloot maken de heren der schepping dus nodeloos ongerust. Vandaar dat ik in mijn pen kroop en de journaliste in kwestie attent maakte op haar inschattingsfout. Dat viel niet in goede aarde. Ze verwees me naar de webpagina die het AVL speciaal voor patiënten had opgesteld – het AVL, het Antoni van Leeuwenhoek in Amsterdam, het Nederlands kankerinstituut, ‘dat in Nederland bekend staat als een zeer kundig ziekenhuis’.
En hier botsen we dan weer op een ander probleem. Met goede bedoelingen tracht het ziekenhuis de informatie zo toegankelijk mogelijk te maken voor leken, en dat mag zeker toegejuicht. Maar het biedt meteen ook een illustratie van de gevaren die rijzen bij het (te) verregaand vulgariseren van medische gegevens, waardoor je je doel voorbijschiet. Zelf scrabbelen met symptomen en diagnoses doet je op de onderzoekstafel van Dr. Google belanden. En het zet je op het verkeerde been, al weet ik niet meteen of deze uitdrukking wel zo goed gekozen is in dit verband.
De patiëntentoelichting van het AVL zegt inderdaad dat ‘vaak/veel plassen’ een ziekteteken is van prostaatkanker, maar de journaliste slaat wel de volledige inleidende alinea over: ‘prostaatkanker groeit meestal langzaam en geeft in het begin geen duidelijke symptomen en klachten’. De cursivering is van mijn hand. De interviewster bezit niet de knowledge om de zaken in het juiste perspectief te plaatsen: de notie van statistiek ontgaat haar!
Daarom verwees ik haar naar de Standaard voor Goede Praktijkvoering – ook van Nederlandse signatuur! – die onomwonden begint met te stellen: ‘Plasklachten zijn geen teken van prostaatkanker’. Tot nog toe kreeg ik geen antwoord meer van haar.
Sta me toe hier een parallel te trekken met de diagnose en behandeling van longkanker. Zo goed als iedereen die door deze tumor getroffen wordt zal hoesten. Maar de zaken omkeren en elke zieke die hoest het traject voor bronchuscarcinoom laten doorlopen op zoek naar een kwaadaardig gezwel … dat zou niet in goede aarde vallen bij de patiënten en het zou onze ziekteverzekering eenvoudigweg onbetaalbaar maken. Mutatis mutandis gaat deze zelfde redenering op voor plasproblemen en prostaatkanker. Geneeskunde is een kwestie van de juiste afwegingen te maken, en dat leer je niet op je eentje uit websites.
Het tegenovergestelde van wat Nathalie Huigsloot doet – de statistische gegevens en de problemen uitvergroten – leidt al net zozeer tot foutieve conclusies. En hier beland ik bij de Nederlandse antropologe Gloria Wekker die, wanneer het in haar kraam past, met cijfers goochelt om maatschappelijke fenomenen juist te minimaliseren. Zo ontkent zij pertinent dat homo’s dikwijls worden lastiggevallen door jongeren van kleur. Louter perceptie, stelt ze, en de pers dikt dergelijke incidenten aan. In Knack liet zij door Peter Casteels optekenen: ‘Uit de ene studie na de andere blijkt dat dat gewoon niet klopt. Van alle potenrammers die de Nederlandse politie registreert, is 68 procent wit: dat staat gewoon in haar rapporten. Maar het is zoveel makkelijker om mee te gaan in praatjes: “Altijd weer zijn het islamitische jongens”.’
Allicht is de bedoeling van Wekker de mensen gerust te stellen, maar ik weet niet of zij daarin slaagt met deze cijfers. Als een derde van de haatmisdrijven toe te schrijven blijkt aan amper 5% van de bevolking – aan een kleine minderheid dus – dan maak ik me daar wel flink zorgen over. Zij oogst het tegenovergestelde van hetgeen ze gezaaid heeft. Temeer als ik denk aan het televisieprogramma van 19 mei 2022, ‘Het M-woord’, waarin de Nederlands-Pakistaanse journalist Haroon Ali een centrale rol speelde. Hij haalde Laurens Buijs voor de camera, een sociaal wetenschapper aan de Universiteit Amsterdam die al jaren onderzoek doet naar homogeweld. Op basis van gegevens van verdachten over een heel jaar, vindt hij een oververtegenwoordiging van daders met een Arabische achtergrond en komt hij dus tot conclusies die diametraal staan tegenover die van Wekker …
Vraag is of de goede zaak wel gediend wordt met gratuite beweringen. Veel verder breng je het er niet mee dan het opstrijken van een Amnesty International Leerstoel aan de UGent.
Ook de Waalse journalist Alain Gerlache legt in De Morgen (20/12/21) de vinger op de zere wonde: ‘Wanneer de daders van buitenlandse afkomst zijn, zet extreemrechts dat gretig in de verf, terwijl links daar blijkbaar moeite mee heeft en zwijgt’. In die zin interpreteer ik ook de houding van onze veiligheidsdiensten en haar terughoudendheid om ‘etnisch te profileren’. Al kan ik hier misschien wel begrip voor opbrengen, mij lijkt het in ieder geval geen goede politiek de kop in het zand te steken – zoiets leidt nooit tot de noodzakelijke oplossingen! Ik vrees dat dit de moeilijkheden op termijn alleen maar groter zal maken.
Een goede kennis bij de Staatsveiligheid zei mij in 2019 daarover het volgende: ‘Sinds enkele jaren houdt de federale politie in haar officiële statistieken geen rekening meer met de achtergrond of afkomst van daders. Deze beslissing is toentertijd genomen omdat men vreesde dat sommige politieke partijen – lees dus: voornamelijk het Vlaams Belang – de criminaliteitscijfers zouden gebruiken in hun verkiezingscampagnes. Hetzelfde geldt trouwens voor de cijfers met betrekking tot de gevangenispopulatie.’ Mocht Wekker het dus bij het rechte eind hebben, zou zij de argumenten van extreemrechts juist kunnen ontkrachten. Jammer genoeg ontbreken haar alle bewijsgronden. Verder dan veel geblaat brengt zij het niet.
Dezelfde vriend bij de Staatsveiligheid vervolgt: ‘Ik denk het volgende. Het is duidelijk dat er opnieuw een conservatieve wind waait in vele hoofden. Zowel bij de autochtone maar misschien nog meer bij de allochtone bevolking. In de allochtone gemeenschappen – en dan spreek ik vooral over de moslims – komt dit omdat in de moskeeën steeds meer een traditionele lezing van de Koran wordt gegeven. Nog steeds worden moskeeën en imams gesponsord door Saoedi-Arabië wanneer zij de salafistische/Wahabistische leer verkondigen. Het is trouwens geweten dat steeds meer moskeeën om deze reden van strekking veranderen. Ook Turkije laat zich hierin niet onbetuigd trouwens.’
Persoonlijk knoop ik hier opnieuw een bedenking aan vast, en wel dat de woorden van mijn vriend overeenkomen met de beweringen van Alain Winants, het vroegere hoofd van de Staatsveiligheid, zoals hij die datzelfde jaar liet optekenen in Knack. En tegelijk staat dit in schril contrast met hetgeen Khalid Benhaddou op 17 november 2018 in ‘Alleen Elvis blijft bestaan’ probeerde duidelijk te maken. Trouwens, ik woon zeer dicht in de buurt van de Al Fath moskee en van deze imam – voor wie ik alle respect en bewondering koester – maar ik kon onder mijn patiënten alleen maar vaststellen dat zijn visie niet gevolgd wordt door een flink pak van deze moslims: ze vinden hem te liberaal – het woord van Allah staat in hun ogen onwrikbaar vast voor eens en voor altijd en kan niet geïnterpreteerd worden om het meer te doen aansluiten bij een Westerse zienswijze.
Tot daar dit essay, allemaal begonnen door de haast en spoed van tegenwoordig: een journaliste die te vluchtig een informatieve tekst voor patiënten las en met die ‘kennis’ een interview afnam van een groot literair auteur. Niet zo belangrijk, vind je misschien? Behalve natuurlijk als haar boodschap de helft van de mensheid onterecht de stuipen op het lijf jaagt. Want ongeveer vijftig procent van die mensheid blijkt tot nader order nu eenmaal mannelijk te zijn.
Rudy Van Giel
Sluit naadloos aan bij de voorbeelden in het boek ‘kritisch denken’ van Vlerick: de “base rate fallacy”