door Valentino van den Berge  08-09-2020

Adriaen Koerbagh werd gevangen gezet in het Amsterdamse Rasphuis, Giordano Bruno belandde in Rome op de brandstapel. Veel vroegmoderne denkers deden aan zelfcensuur of publiceerden onder een andere naam. Gelukkig leven we nu in een tijd waarin dat niet meer nodig is, althans in onze moderne westerse maatschappij. In een open samenleving als de onze, hoeven we niet meer bang te zijn voor wat we opschrijven, uitspreken of op welke manier dan ook publiek maken. Vrijheid van expressie is verankerd in de grondwet, waardoor iedereen in staat is te denken en te zeggen wat hij of zij wil, al is het binnen bepaalde grenzen. Maar in hoeverre zouden die grenzen er moeten zijn? Zou het vrije woord niet gewoon grenzeloos moeten zijn?

In principe zou het vrije woord enkel beperkt mogen worden wanneer het geweld uitdrukt of ertoe aanzet. Helaas wordt het vrije woord zelf geregeld beknot door geweld. Denk bijvoorbeeld aan Theo van Gogh die in 2004 werd vermoord of de redactie van het Franse weekblad Charlie Hebdo die in 2015 door terroristen met Kalasjnikovs werd neergemaaid. Moeten we nog steeds bang zijn om onze mening te verkondigen, zoals in het zogenaamd tolerante 17de-eeuwse Amsterdam of het pauselijke Rome van die tijd? Misschien moeten we niet meer bang zijn voor de autoriteiten, maar wellicht des te meer voor religieuze fanatici en dan met name uit islamitische hoek. Begin dit jaar moest het Franse meisje Mila nog onder politiebescherming geplaatst worden vanwege haar uitspraken over de islam, die een aantal moslimjongeren zeer beledigend vonden. Zelfs de Franse minister van Justitie Nicole Belloubet vond dat Mila ergens ook een beetje fout zat, omdat ze een godsdienst niet zou mogen beledigen. Deze uitspraak is gelukkig teruggeroepen.

_Niemand heeft het recht om niet beledigd te worden

In vele westerse samenlevingen is er een manier gevonden om het vrije woord te beperken, namelijk door ‘respect’ te eisen voor bepaalde zaken. Hoewel vrijheid van expressie het fundament is van de open samenleving, lijkt men nogal gevoelig te zijn voor ‘respect’. Het gevolg is dat het vrije woord in het gedrang komt. Dit gebeurt nogal eens met religiekritiek. Het bekritiseren van een godsdienst kan door gelovigen als zeer beledigend ervaren worden. Soms stelt men dat beledigen geen uiting is van meningsvrijheid, maar enkel en alleen dient om mensen te kwetsen of in het ergste geval zelfs de ander in zijn vrijheid te belemmeren. Maar wie bepaalt wat beledigen is? Mensen kunnen zich om van alles en nog wat beledigd voelen. Zo kan ieder persoon de beledigingskaart trekken wanneer een uitspraak gedaan wordt die hem of haar niet bevalt; wanneer iemand een tekening maakt die niet in de smaak valt, een lied componeert waar een ander niet naar kan luisteren of een tekst schrijft waarvan men zere ogen krijgt. Als belediging de grens is, dan betekent dit al snel het einde van het vrije woord.

_Maar ook geen luisterplicht

Uiteraard heeft niemand de plicht om te luisteren naar de mening van een ander, zeker niet wanneer dit een mening is die niet bevalt. Met andere woorden: ‘Niemand heeft de plicht om beledigd te worden’. In de privésfeer hoef ik bijvoorbeeld niet te worden lastiggevallen met opdringerige meningen van een ander. Maar wat met de openbare ruimte? Uiteraard bestaat ook daar geen luisterplicht. Dit betekent echter niet dat iemand zijn ideeën daar niet kenbaar mag maken. Ik ga misschien niet naar de supermarkt om de boodschap van de Jehovagetuigen aan te horen, maar het kan geen kwaad wanneer ze daar staan met een standje (ik ben immers niet verplicht met ze in gesprek te gaan). Ze mogen echter niet te opdringerig zijn, dan begint het meer op ‘lastigvallen’ te lijken. Er is dus een verschil tussen het ‘aanbieden’ van een mening en mensen hiermee ‘lastigvallen’.

Wie doelbewust bepaalde dingen opzoekt of ideeën de wereld in slingert, heeft natuurlijk meer kans om geconfronteerd te worden met zaken die hem of haar niet bevallen. Niemand heeft de plicht om de eventueel kwetsende cartoons van Charlie Hebdo tot zich te nemen, wie dit wel doet betreedt de publieke arena en moet achteraf niet klagen over mogelijke beledigingen. Anderzijds is het zo dat wie een controversiële uitspraak doet in de media, niet raar moet staan kijken als hij of zij een sterk weerwoord krijgt (wie de bal kaatst kan hem terug verwachten). Dat vrijheid van meningsuiting geen luisterplicht impliceert, is geïnspireerd op een tekst van filosoof Gijs van Donselaar: ‘Waarom geen luisterplicht?’, in Filosofie & Praktijk 31 (2010).

Naast het niet hebben van luisterplicht, bestaat er uiteraard ook geen publicatieplicht. Anders gezegd: men heeft het recht bepaalde zaken niet te publiceren of verder te verspreiden. Ik verwijs hierbij naar het artikel van Johan Braeckman dat op deze blog verscheen: ‘Het hoogste goed – Brief aan R.S.‘. Hij schrijft: ‘Evenmin moeten we het uitgeverijen of andere informatiekanalen kwalijk nemen als ze dit soort opinies niet publiceren. Het is heus geen inbreuk op de vrijheid van meningsuiting als een krant een ingezonden lezersbrief weigert, of wanneer Twitter racistische tweets blokkeert. Maar als iemand op zijn persoonlijke website of in eigen beheer een aanstootgevende tekst of een boek publiceert, dan is het beter om dat intellectueel te bestrijden, dan om het te verbieden.’ Ik sluit me hier bij aan, al weet ik niet zeker of het altijd een goed idee is om bepaalde zaken niet toe te laten. Zo kan het verwijderen van desinformatie over COVID-19 op sociale media de gedachtegang van complotdenkers bijvoorbeeld alleen maar versterken.

_Geweld is de grens

Maar terug naar de kernvraag van dit stuk: is er een enige en absolute grens aan het vrije woord? In een open samenleving bestaat de kans dat je beledigd wordt. Hier moeten mensen maar mee om leren gaan. Voornamelijk religieuze fanatici lijken hier moeite mee te hebben. Gelukkig is godslastering in landen als België, Nederland en Frankrijk niet strafbaar. Dit wil echter niet zeggen dat iedereen dat zomaar accepteert. Mensen kunnen nog steeds heel erg boos reageren en het recht in eigen handen willen nemen.

Boos reageren is natuurlijk prima en terug beledigen is uiteraard geen enkel probleem. Het wordt pas problematisch wanneer men geweld gebruikt, dreigt met geweld of oproept tot geweld. Zeggen dat de islam of het christendom achterlijk is, kan pijnlijk zijn voor moslims of christenen, maar het is binnen een vrije samenleving niet fundamenteel problematisch. Het wordt pas een probleem als men bijvoorbeeld zegt dat alle moslims en christenen dood moeten of wanneer men oproept om holebi’s in elkaar te slaan. Dergelijke uitspraken hebben natuurlijk extra gewicht wanneer een publieke figuur zo’n uitspraak doet. Helaas worden tal van dat soort uitspraken gedaan om mensen de mond te snoeren en ontaardt het vaak zelfs in fysiek geweld. De Nederlandse politicus Geert Wilders wordt tenslotte niet voor niets zwaar beveiligd. Zijn uitspraken mogen dan soms hard van toon zijn en een hoop mensen zullen zich ongetwijfeld beledigd voelen, maar de vele doodsbedreigingen aan zijn adres zijn vele malen erger.

Hoe naar en kwetsend meningen ook mogen zijn, het moet iedereen vrij staan deze te uiten. Dit geldt ook voor de meest afschuwelijke en absurde vormen van meningsuiting. Denk bijvoorbeeld aan mensen die openlijk de holocaust ontkennen. Dergelijke meningen verdienen uiteraard een kritisch weerwoord. Wie sterk afwijkende en controversiële meningen de wereld in slingert kan hevige kritiek verwachten, maar hierbij geldt dat de pen met de pen bestreden dient te worden en niet met een pistool. De grens van het vrije woord ligt niet bij beledigen, maar bij geweld.

KWINTESSENS
Valentino van den Berge
Studeerde wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam en Universiteit Gent

Kennismaken?

Klik op de knop voor meer inlichtingen of een kennismaking!