door Mario Van Essche
‘Als men krachtmeting zou houden tussen geloof en wetenschap, zou wetenschap niet glansrijk winnen?’
Mocht de krachtmeting tussen geloof en wetenschap nog een competitie zijn, wat het niet is, dan zou het vrij onderzoek winnen, meent Mario Van Essche van de Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging.
“En als u niet in God gelooft, waar gelooft u dan wel in?”, werd mij wel eens naar het hoofd geslingerd. Omdat het blijkbaar een menselijke neiging is zich te laten meeslepen in afgekondigde premissen, is de verleiding dan groot om te antwoorden ‘in niets’ of ‘in de wetenschap’. In plaats van te zeggen dat het zo niet werkt en het geloof in God in geval van ongeloof niet even moet worden vervangen in iets anders.
Natuurlijk geloven ongelovigen wel eens in iets en is het antwoord ‘in niets’ daarom onterecht. Ik geloof bijvoorbeeld dat kernfusie mogelijk is, hoewel die nog nooit in een laboratorium is uitgevoerd. Of ik geloof in het bestaan van buitenaards leven, zij het in de vorm van bacteriën of kleine organismen, gewoon omdat de statistiek dat aannemelijk maakt.
Dat zijn inderdaad (amateur)wetenschappelijke redeneringen, maar toch neemt ook de wetenschap niet die plaats in bij ongelovigen die God (of een andere spirituele fictiefiguur) inneemt voor de gelovige.
Wetenschap is een methode die niet op geloof gebaseerd is, maar op empirische waarnemingen en op een experimentele methodologie. De wetenschapper die ‘ontdekt’ dat de soortelijke massa van water groter is dan ijs, voegt niets toe aan de realiteit, maar stelt gewoon vast dat zijn ‘ontdekking’ ‘waar’ is omdat die empirisch kan worden geverifieerd.
Geloof en wetenschap zijn dus twee compleet verschillende dingen en toch blijft het debat bestaan over de compatibiliteit tussen beide, een debat dat soms ontaardt in een conflict.
Het is een feit dat de er meer atheïsten zijn onder wetenschappers dan bij de doorsnee bevolking. Sociologe Elaine Ecklund deed hier onderzoek naar en schreef er het boek Science vs. Religion: What Scientists Really Think over. Het merendeel van de Nobelprijswinnaars, zeker in de wetenschappen, geloven niet, zoals onder andere Albert Einstein, Pierre en Marie Curie, Christian de Duve en de indrukwekkende Rita Levi-Montalcini.
Gelovigen hechten veel waarde aan heilige boeken en die hebben het nadeel om oud te zijn en, op wat tekstexegese van scriptuurmonniken na, weinig geactualiseerd te worden.
De wetenschappelijke methodologie hecht geen waarde aan de daarin geponeerde stellingen en heeft er door de eeuwen heen ettelijke van doorprikt. Dat schept conflicten en heeft aan de kant van de wetenschappers nogal wat slachtoffers gemaakt.
‘Als men krachtmeting zou houden tussen geloof en wetenschap, zou wetenschap niet glansrijk winnen?’
De nochtans katholieke priester Giordano Bruno werd omwille van zijn bevindingen in de astronomie, namelijk het verdedigen van onder andere het heliocentrisme, door de katholieke inquisitie levend verbrand. Zijn boeken werden op de index librorum prohibitorum geplaatst. Nog steeds heeft de kerk Bruno niet gerehabiliteerd en nog altijd erkent men zijn bevindingen niet. Er kwamen wel pauselijke excuses voor de executiemethode en in het jaar 2000 deed men deze episode af als ‘spijtig’ (sic).
Iets minder ruw verging het Galileo Galilei, maar ook hij werd jarenlang onder huisarrest geplaatst omwille van zijn wetenschappelijke stellingen in de astronomie.
Charles Darwin had veel geluk dat hij zijn boek over de evolutieleer On the origin of species publiceerde nadat de waarden van de Verlichting reeds ingang hadden gevonden.
Religie vs. wetenschap: geen competitie
Nochtans hoeft er geen competitie te bestaan tussen geloof en wetenschap.
Niet voor alles is een wetenschappelijke verklaring voorhanden en een ‘geloofssprong’ biedt een oplossing voor diegenen die niet kunnen leven met de openstaande vragen. Het geloof biedt de nodige ademruimte voor wie niet met die onzekerheid kan leven.
Ongelovigen verkiezen het (nog) niet-weten boven het onjuiste antwoord. Een wetenschappelijke verklaring, die geen waardeoordeel maar een empirische bevinding is, verschilt naar aard volledig van het religieuze dogma.
Het is spijtig dat gedurende eeuwen zoveel bloed is vergoten voor het beschermen van absurd (on)wetenschappelijke dogma’s en nog triester is het dat briljante carrières (deels of volledig) verspild zijn omdat het onderscheid tussen geloof en wetenschap niet consequent gemaakt werd.
De geniale paleontoloog Pierre Teilhard de Chardin (1881-1955) besteedde zijn hele leven aan het verzoenen van de evolutieleer met katholiek leergezag. Het heeft geleid tot geniale maar verkeerde stellingen, zoals zijn punt Omega. Ondanks dat ze katholiek waren, werden die stellingen in 1950 door de paus nog veroordeeld. Het is spijtig dat Teilhard de Chardin dermate gehinderd was door zijn geloof om voluit voor de wetenschap te gaan. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat hij zijn carrière hierdoor volledig verspild heeft. Voor zover ik dat kan beoordelen, was hij er evenmin een slechtere gelovige door geworden.
De priester en grondlegger van de oerknaltheorie Georges Lemaitre (1894-1966) bewijst dat geloof en wetenschap best apart geëvalueerd worden. Hij werd niet gehinderd door zijn geloof om zijn wetenschap te beoefenen, maar hij had natuurlijk het geluk dat die strijd reeds een half millennium eerder door mensen als Bruno en Galilei was uitgevochten met de kerk.
‘Evenmin is het nodig om van wetenschap een dogma te maken’
Evenmin is het nodig om van wetenschap een dogma te maken. Ik voel daarom de noodzaak niet om het concept van God wetenschappelijk te gaan weerleggen zoals de wetenschapper Victor J. Stenger (1934-2014) deed in zijn boek God: The Failed Hypothesis: How Science Shows That God Does Not Exist. Dat God niet bestaat, behoeft geen wetenschappelijk bewijs, want dat is eveneens verspilling van de tijd. Het is hoogstens interessant als filosofische discussie.
Ik begrijp natuurlijk wel waarom iemand die behoort tot een beroepsgroep die gedurende twee millennia vervolgd, gemarteld en vermoord werd omwille van religieuze dogma’s de persoonlijke noodzaak aanvoelt om af te rekenen met het instituut dat zich al eeuwen als een bullebak heft gedragen, maar volstaat de wetenschap als methode op zich daarvoor niet?
Is het niet net doordat godsdiensten er een competitie van gemaakt hebben dat zij nu het onderspit delven en dat geloof verdwijnt waar wetenschap beoefend wordt?
De wiskundige Henri Poincaré (1854-1912) verwoordde het zo: “Het denken mag zich nooit onderwerpen, noch aan een dogma, noch aan een partij, noch aan een hartstocht, noch aan een belang, noch aan een vooroordeel, noch aan om het even wat, maar uitsluitend aan de feiten zelf, want zich onderwerpen betekent het einde van alle denken”.
Poincaré zei niet dat wetenschappers geen overtuigingen mogen hebben. Het mag gewoon niet meespelen in hun onderzoek, dat vrij moet zijn. Is dat geen overwinning op zich?
Natuurlijk blijft het getreiter vanuit de religie aanhouden en wordt het vrije onderzoek nog overal aan banden gelegd omwille van religieuze dogma’s: Amerika heeft nog altijd een probleem om creationisme binnen de juiste context te plaatsen in het onderwijs (trouwens samen met de rest van de wereld) en de vaticanisten hebben nog altijd hun zinloze strijd tegen stamcelonderzoek niet volledig opgegeven. Het feit dat ze dat onderzoek zelfs aan de katholieke universiteit in Leuven kunnen en mogen doen: is dat geen overwinning op het leergezag van de kerk op zich?
De bitsigheid blijft, bewijze daarvan de wat geïrriteerde tweet van een alsmaar cynischer wordende rector-politicus (vroeger was dat ‘magnificus’) Rik Torfs:
“Het is wetenschappelijk moeilijk houdbaar om in niets anders dan de wetenschap te geloven. Je hebt dan altijd gelijk, maar mist de essentie. 5:00 PM – 14 May 2016 “
Als zijn naam er niet zou boven staan, zou men nog denken dat het een uitspraak van Sarah Palin was, een autoriteit in datzelfde genre. Ik zou niet graag een wetenschapper zijn aan een instelling waarvan de grote baas zoiets schrijft.
Maar bewijst het feit dat die wetenschappers aan die met de katholieke doctrine gelieerde instelling hun wetenschap kunnen beoefenen, ook als de doctrine dat niet zo prettig vindt, net niet dat er geen competitie meer is? En dat als men de krachtmeting toch wil houden, het vrij onderzoek die glansrijk zal winnen?
Mario Van Essche is voorzitter van de Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging
Bron: Knack 30.05.2016