Rudy Van Giel, 19 juli 2022
De opbouw
In die prille jaren zestig uit de vorige eeuw vatte ik mijn secundair onderwijs aan in de zesde Latijnse. Want zo ging dat in die tijd, toen telden we nog af van zes naar één, van het begin van de studies tot aan de retorica. En op het atheneum in Deurne had de lerares zedenleer me een abonnement aangepraat op een trimestrieel blad. Daarin botste ik voor het eerst op het woord euthanasie en de strijd die ervoor geleverd werd. Niet alleen de term was op dat ogenblik nieuw voor mij, maar ook de lading die deze vlag dekte. Thuis aan tafel met de familie sprak men over andere dingen, want op de werkvloer van een autofabriek of aan de kaden van de dokken genoten ethische problemen nu eenmaal geen prioriteit.
Onwillekeurig dacht ik terug aan deze periode en aan dit tijdschrift, toen ik onlangs in een reeks persartikels las dat het exact twintig jaar geleden was dat de euthanasiewet in België bekrachtigd werd. Ik overliep mijn schooltijd, de unief, mijn legerdienst en twee decennia dokterspraktijk … bij zo’n beschouwing ga je eerst beseffen hoeveel tijd het wel geduurd heeft vooraleer het recht op waardig sterven verleend werd aan ondraaglijk lijdende en uitbehandelde patiënten, aan mensen die er tenslotte zélf om vragen. Laten wij dus koesteren waar we zo lang voor gestreden hebben en waakzaam blijven om de verworvenheden niet terug te schroeven.
Ik ga nog verder terug in de tijd, naar de jaren vijftig, toen ik nog een kind was. Opeens was onze huisdokter onze huisdokter niet meer. Hij ventte met koffie bij zijn vroegere patiënten. Ik was te jong om me daar in die periode vragen bij te stellen, maar ma kocht haar bakje troost telkens bij hem, want ‘hij had de mensen altijd zo goed geholpen’. Veel later pas snapte ik wat er echt gebeurd was, maar het is nooit uitgesproken, want in onze familie nam je geen woorden in de mond als ze van ver of nabij wat te maken hadden met seks, laat staan dus dat iemand het zou wagen om het over vruchtafdrijving te hebben. Dit onderwerp had ma verbannen naar de gang aan de deur, als ze afscheid nam van haar zus. En enkel op fezeltoon dan nog.
De ‘geleerdere’ term abortus leerde ik pas later kennen in Gent aan de unief, en dit dankzij de manifestaties van Dolle Mina. In Nederland had de tweede feministische golf zich namelijk uitgekristalliseerd in deze vereniging, die zich vanaf januari 1970 internationaal op de voorgrond wist te plaatsen dankzij haar ludieke en sterk gemediatiseerde acties. Zo denk ik bijvoorbeeld aan de beroemde bh-verbranding. Vrij vlug verscherpte Dolle Mina haar strijd en ging de organisatie zich toespitsen op wezenlijker kwesties met de slogan ‘Baas in eigen buik’. Hoewel zwangerschapsonderbreking op dat ogenblik nog altijd strafbaar was, rezen boven de Moerdijk de eerste klinieken uit de grond die de ingreep medisch verantwoord uitvoerden zonder dat het gerecht daartegen optrad. Onze noorderburen voerden een gedoogbeleid. Ook heel wat Belgische dames staken er de grens voor over. Van Dale voerde zelfs een nieuw lemma toe aan zijn woordenlijst: ‘abortustoerisme’.
Toch was het de zaak-Peers die in ons land de kwestie op scherp zette. We schrijven 1973 toen deze Waalse gynaecoloog meer dan dertig dagen in voorhechtenis doorbracht, op aanklacht dat hij een abortus had uitgevoerd na de verkrachting van een zevenentwintigjarig meisje met een mentale achterstand. Sociale onrust zette het land in rep en roer: massaal werden actiecomités opgericht, protestmarsen gehouden, infoavonden georganiseerd, petities ondertekend (een kwartmiljoen handtekeningen alstublieft!). Medici, politici, juristen mengden zich in het debat. De media stonden er bol van. Tot vorig jaar – toen men van wal stak met de renovatiewerken aan de Leopoldkazerne – vonden we daar in Gent nog altijd de sporen van terug: een halve eeuw na datum bleef in verweerde letters op de muur langs de Kunstlaan ‘Peers vrij’ te lezen staan.
Nooit zou Willy Peers voor de Raadkamer moeten verschijnen, ondanks het feit dat het gerecht weet had van een driehonderdtal zwangerschapsonderbrekingen die hij sinds 1970 had uitgevoerd. Hij oefende de ingrepen namelijk niet clandestien uit, omdat hij wilde getuigen van zijn filosofische overtuiging: hij ijverde ervoor dat vrouwen vrije toegang zouden krijgen tot anticonceptie en, indien nodig, tot een veilige en medisch verantwoorde abortus. Met de Orde der Geneesheren lag hij daarentegen wel vaak in de clinch, één keer zelfs – stel je voor! – omdat hij het aangedurfd had een informatievoordracht te houden over voorbehoedsmiddelen. We vergeten soms weleens vlug wat voor tijden het toen waren …
Een dokter die zijn nek uitstak, opkwam voor zijn standpunten en ageerde voor wat hij moreel correct achtte … de massale heisa die zijn aanhouding veroorzaakte … het resulteerde erin dat nog datzelfde jaar het verbod op de ‘verspreiding en promotie van anticonceptie’ werd opgeheven. Vanaf 1973 hadden Belgische vrouwen opeens vrije toegang tot de ‘pil’. Wat in de praktijk nog niet meteen betekende dat ze die zich ook makkelijk konden aanschaffen. Ze moesten nog altijd in het bezit zijn van een doktersvoorschrift. Het waren de artsen – in die tijd mannen dus – die beslisten welke vrouw veroorloofd werd te mogen slikken en welke niet. Gelukkig stelde zich dit soort problemen voor Gentse studentes veel minder, omdat die terechtkonden in het Centrum voor Seksuele Voorlichting.
Het depenaliseren van abortus heeft Peers zelf niet meer mogen beleven. België hoorde bij de staartgroep van landen om vrouwen dit recht toe te kennen. Pas op 3 april 1990 werd het uit het Strafwetboek geschrapt. Allicht zit deze datum niet zo fris meer in ons geheugen. En velen van ons hebben de kwestie niet eens meegemaakt. Belangrijk dus om in herinnering te brengen hoe lang hiervoor gestreden is en hoezeer dit onderwerp de gemoederen beroerd heeft, op alle vlakken en in alle geledingen van de maatschappij! Met een koning die zelf 36 uur van zijn functie werd afgedreven. Schokgolven die het veroorzaakte tot in het theater. Met de onnavolgbare Jasperina de Jong in haar fenomenale Grote egotrip. Ondertussen ook alweer daterend uit 1973!
Onvoorstelbaar wat er tijdens die periode zoal in beweging kwam. Alles brak uit zijn keurslijf. Ook onze visie op seks. In 1969 werd de GSWH opgericht, de Gentse Studentenwerkgroep Homofilie, wat niet naar de zin bleek van rector Daniël Vandepitte. Meermaals nam hij de organisatie onder vuur, daarin al vlug bijgestaan door burgemeester Geeraard Van Den Daele. Desondanks zette ik in dat klimaat toch mijn handtekening op een officieel document met de bedoeling subsidie van de unief los te weken voor de werkgroep. Niet zonder angst natuurlijk, want door deze ‘daad’ outte ik mij tegelijk bij de profs in de geneeskunde. In de gangen van het UZ woei in die jaren namelijk nog een zeer conservatieve wind; het virus van de tijdgeest had er nog geen vat gekregen op het denken. Trouwens, het herijken van de medische standaarden op dit vlak zou pas in 1974 volgen. Wat natuurlijk geen garantie biedt op een onmiddellijke mentaliteitsverandering, zie hier en hier.
Met angst, zo ben ik er inderdaad ooit aan begonnen. Aan mijn studie, aan mijn job … Angst dat iemand mijn grote geheim zou ontdekken. Maar dankzij de veranderingen die zich in de samenleving voltrokken, kon die angst in de veertig jaren die volgden gelukkig almaar meer wegebben, zoals ik trouwens beschreven heb in een van de hoofdstukken van mijn boek, Kan keren. Parallel met het openbloeien van de maatschappij, zou ook ik dat doen.
Voorlichting ter zake, maar vooral het zichtbaar worden van homo’s in de media en op straat – het belang van rolmodellen! – zorgden ervoor dat mensen vertrouwd raakten met het fenomeen: paniek was blijkbaar nergens voor nodig. Opeens kende iedereen wel iemand die ook ‘zo’ was, waardoor langzamerhand de opvatting en de houding in de maatschappij evolueerde naar tolerantie en aanvaarding. In België noteerden we een gestage gelijkschakeling tussen homo’s en hetero’s. In 1985 werd 372bis uit het Strafwetboek geschrapt, waardoor voortaan voor iedereen dezelfde juridische leeftijdsgrens bestond bij seksueel contact. Vanaf 1998 kon een wettelijk samenlevingscontract worden afgesloten, vanaf 2003 zelfs een huwelijk. Sinds 2006 vervolledigt adoptierecht het plaatje en zijn – onafhankelijk van iemands geaardheid – alle Belgen gelijk voor de wet.
Ik mocht die omslag in het maatschappelijk denken aan den lijve ervaren. En ik wilde die bezegelen. Dus ben ik getrouwd, inmiddels bijna twintig jaar geleden. Ik schreef er over in Kan keren: ‘niet omdat Daan en ik dat nu per se zo nodig vonden voor de bestendigheid of de waarde van onze relatie, niet omdat we ons wilden conformeren, wél omdat we er een statement wilden van maken, ermee wilden uitpakken … Omdat het voortaan gewoon kón. Het was tegelijk onze wens een hart onder de riem te steken van al wie nog strijd leverde met zichzelf en niet naar buiten was durven te treden, maar meteen lag het ook in onze bedoeling onze dankbaarheid te tonen aan alle pioniers die hier decennia voor gevochten hadden – de strijd die zij gevoerd hadden, mocht niet ijdel blijken.’
Euthanasie, abortus, vrouwenrechten en homodiscriminatie. Heel mijn leven heb ik er dus strijd voor weten voeren. Maar de successen staan nergens in steen gebeiteld. Ik vrees de tegenbeweging die vandaag de dag opgeld maakt, die terug naar de oude waarden wil, naar het herstel van de ‘natuurlijke en/of goddelijke orde’. Wie op zijn lauweren rust en niet verdedigt wat hij realiseerde, ziet zijn verworvenheden op de schop gaan. Dat beschrijf ik in deel 2 van dit essay.
Kwintessens
Geboren in Antwerpen, verkaste naar de Limburgse kompels, om ten slotte als huisarts te werken in een volkse en multiculturele wijk te Gent, waar 86 nationaliteiten bij hem stonden ingeschreven. Stof waarover hij zijn hele leven heeft geschreven. Hij publiceerde ‘Kankeren. Een arts wordt patiënt’ (Borgerhoff & Lamberigts), gevolgd door een tiental artikelen in diverse tijdschriften.
Rudy Van Giel