door Jurgen Slembrouck
‘Door het actief pluralisme wordt de dialoog een dovemansgesprek en haalt ideologie het op redelijkheid’, schrijft Jurgen Slembrouck als reactie op de discussie over de diversiteitscampagne van de Vlaamse overheid.
gepubliceerd op Knack.be
Naar aanleiding van de omstreden diversiteitscampagne van de Vlaamse overheid hebben verschillende opiniemakers hun licht laten schijnen over de neutraliteit van de overheid. Helaas lieten ze na om aan de hand van concrete voorbeelden het neutraliteitsvraagstuk in kaart te brengen. In De Standaard maakte ik die oefening een tijdje terug wel al eens, en liet zien dat de ongelijke relatie tussen de burger en de ambtenaar een goede reden is om hun belangenconflict in het voordeel van de burger te beslechten. De uitdaging ligt erin om rekening te houden met alle levensbeschouwelijke gevoeligheden en zich te verplaatsen in de situatie van de meest kwetsbare. Bijvoorbeeld in de situatie van een devote moslim die op gesprek moet bij een bemiddelingsambtenaar omdat de koranrecitaties waar hij naar luistert storend zijn voor de nachtrust van de onderburen. Iedereen begrijpt dat de objectiviteit van de bemiddeling in het gedrang komt wanneer die ambtenaar een T-shirt draagt met een Mohammed-cartoon. Ook de schijn van partijdigheid moet dus in rekening worden gebracht om die objectiviteit te garanderen.
‘De broederlijkheid die de vrijheid en de gelijkheid leefbaar moet houden botst stilaan op zijn grenzen’
Bepaalde opiniemakers zijn ideologisch gemotiveerd, waardoor ze volgens mij blind blijven voor de feiten die hun analyse ondergraven. Niet de werkelijkheid is de norm maar wel hoe die werkelijkheid er volgens hen zou moeten uitzien. ‘De diversiteit aan overtuigingen en stijlen is een maatschappelijke verrijking, geen obstakel’: zo klinkt het bij Ignaas Devisch. Dat zal wel, maar je kan even goed zeggen dat die diversiteit niet alleen maar een verrijking is. Dat er ook minder aangename kanten zijn die we in rekening moeten brengen om die diversiteit leefbaar te houden. Terecht merkt hij op dat de discussie over de neutraliteit door sommigen gevoerd wordt op basis van valse identitaire tegenstellingen. Daar wees ik zelf ook op: hoofddoek versus kerststal, links versus rechts, allochtoon versus autochtoon, gelovige versus ongelovige, minderheid versus meerderheid. Maar in plaats van die valse tegenstellingen te doorprikken en te wijzen op het gemeenschappelijke belang, neemt volgens mij een vorm van wensdenken het over bij het besluit dat wanneer de hoofddoek vrijwillig wordt gedragen er ‘geen principieel probleem’ is met een gesluierde moslima in overheidsdienst. Het actief pluralisme waar hij zich op beroept verwordt zo tot een heilsleer, tot een pensée unique die niet uitnodigt tot kritisch denken maar elke tegenspraak herleidt tot onverdraagzaamheid.
In het licht van dat gemeenschappelijke belang doen we er goed aan om alert te zijn voor de volgende valkuilen die het debat blokeren. Neutraliteit heet ‘onmogelijk’, ‘ondemocratisch’, ‘onwenselijk’ of ‘overbodig’ te zijn.
Onmogelijk
Wouter De Tavernier net als Ignaas Devisch brachten in De Standaard de vaak gehoorde mantra ‘Neutraliteit bestaat niet’ ten gehore. Inderdaad, mensen hebben nu eenmaal allerlei levensbeschouwelijke opvattingen. Dus, zo luidt hun besluit, het is onmogelijk om neutraliteit als leidmotiv voor het overheidsoptreden te hanteren. ‘Niet neutraliteit maar onpartijdigheid zou daarom de eis moeten zijn van mensen in openbare functies’, schrijft Devisch. Wie hier op doordenkt, begrijpt de tegenspraak. Als mensen niet neutraal kunnen handelen met betrekking tot het dragen van levensbeschouwelijke tekens, waarom zou hen dat dan wel lukken met betrekking tot de dienstverlening? Precies daarom maken Veerle Wouters en Hendrik Vuye hem attent op het bekende adagium: “justice must not only be done, it must also be seen to be done”.
Wie de onmogelijkheid van de neutraliteit afkondigt moet ook bereid zijn om de logische consequentie te aanvaarden: de weigerambtenaar. Die heeft het recht om op levensbeschouwelijke gronden een dienst te weigeren. Voorbeelden uit eigen land? Koning Boudewijn die omwille van zijn katholieke geloof weigerde om de abortuswetgeving te ondertekenen. Brusselse schepen Alain Courtois (MR) die weigerde om een huwelijk in te zegenen omdat de bruid hem geen hand wou geven.
De Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens maakt een onderscheid tussen het interne forum en het externe forum van de godsdienstvrijheid. Het interne forum zoals opinies en gevoelens mogen nooit worden beperkt. Het externe forum zoals het dragen van symbolen mag, onder strikte voorwaarden, wel beperkt worden. Een model van strikte neutraliteit eist niet van ambtenaren dat ze neutraal moeten ‘zijn’ voor wat betreft dat interne aspect. Er is dus geen enkel probleem voor een diepgelovige om voor de overheid te werken zolang dat geloof niet de dienstverlenig beïnvloedt of zichtbaar is in zijn voorkomen. Wie dat niet kan, is niet geschikt om als ambtenaar het algemeen belang te dienen.
Ondemocratisch
De neutraliteitsverplichting zou bepaalde (minderheids)groepen uitsluiten van gelijke toegang tot de overheidsmacht. Door hen disproportioneel te benadelen kunnen zij geen invloed uitoefenen op de norm. Bijvoorbeeld, zoals François Levrau betoogt, op het meerderheidsstandpunt met betrekking tot het politie-uniform. Deze redenering zet de neutraliteitslogica op haar kop. De neutraliteit is er net op gericht om het gelijke gebruik van de overheidsmacht voor minderheidsgroepen te garanderen. Immers, door symbolen te verbieden ontneemt de neutraliteit (meerderheids)groepen de mogelijkheid om die overheidsmacht te claimen. Ter illustratie: volgens sommigen zijn alle Vlamingen racisten. Stel dat dat waar zou zijn, is het dan geen goede zaak dat ze als politiebeambte geen racistische symbolen mogen dragen? Levrau denkt de gelijkheid een dienst te bewijzen door moslima’s die voor de politie werken, de vrijheid te geven een hoofddoek te dragen. Maar die hoofddoek moet dan wel geneutraliseerd worden – begrijpe wie kan – door er bijvoorbeeld een politiesymbool op aan te brengen. Zo is de burger zeker dat hij te maken heeft met ‘een ‘agente met een hoofddoek’, en dus niet een ‘hoofddoek met een agente'”. Vreemd genoeg erkent Levrau zelf dat dit niet lukt en ze dus toch een ‘hoofddoek met een agente’ blijft, want: ‘Zo is het uiteraard onverstandig om als gesluierde agente orde te creëren in een betoging van neonazi’s.’ Hoe kan je beweren dat je de gelijkheid bevordert, door de ongelijkheid te organiseren? Uit wat hij schrijft blijkt volgens mij immers duidelijk dat volgens hem een politievrouw met een politiehoofddoek niet gelijk is aan een politievrouw met een hoofddoek en zeker niet gelijk is aan een politievrouw zonder hoofddoek.
Volgens de bijdrage van Guido Vanheeswijck. wordt het neutraliteitsvraagstuk misbruikt door republikeinse fanatici om ‘onder het mom van neutraliteit’ een ‘secularistische grondwet op te stellen’. Vanheeswijck demoniseert het republikeinse (laïcistische) model door het te omschrijven als een ‘bolwerk tegen religie’ dat ‘religie en haar kentekenen naar de privésfeer verdringt’. Ik raad hem ‘Qu’est-ce que la laïcité?’ van Henri Pena-Ruiz aan. ‘La séparation de l’État et des Églises n’a pas pour fin de lutter contre les religions, mais de mettre en avant ce qui unit ou peut unir tous les hommes, croyants de religions diverses ou croyants et non-croyants.’
Onwenselijk
Aansluitend bij het ondemocratische karakter heeft de neutraliteitsverplichting volgens sommigen ook negatieve gevolgen voor de tewerkstelling van minderheidsgroepen. Volgens Hicham El Mzairh heeft ’70 procent van de moslimvrouwen geen werk.’ Dat is natuurlijk betreurenswaardig en precies daarom voert de overheid een activeringsbeleid. Maar activeren veronderstelt niet dat men de kwaliteitsvereisten voor een betrekking bij de overheid hoeft te nivelleren tot het niveau van de minst geschikte. Vrijheid houdt ook in dat men verantwoordelijkheid draagt voor de keuzes die men maakt. Wie mordicus een levensbeschouwelijk symbool wenst te dragen, ontneemt zichzelf kansen en is het slachtoffer van auto-discriminatie. De neutraliteitseis is rechtvaardig omdat zij zowel van toepassing is op de gesluierde moslima als op de Vlaams Belanger die een pinnetje draagt met de slogan ‘Eigen volk eerst’. Ook die laatste vindt maar moeilijk werk.
Overbodig
Volgens sommigen is het neutraliteitsstreven overbodig omdat mensen van alle gezindten uiteindelijk hetzelfde willen. Of zoals Bart Peeters het zingt: ‘Want God is liefde. En zeker geen haat. Het staat in de Bijbel. En in de Koran.’ Dit uitgangspunt is niet alleen feitelijk onjuist, ook in morele termen is het niet vrijblijvend. Het verplicht als het ware om het problematische karakter van levensbeschouwingen weg te filteren. Wie daar toch op blijft insisteren is te kwader trouw, heeft zich niet genoeg verdiept in de levensbeschouwing van de ander of stelt zich te weinig open.
Met dit laatste punt is de cirkel rond en zijn we opnieuw beland bij het actief pluralisme als heilsleer. Levrau wijst op het bestaan van ‘een identitaire self-fulfilling prophecy’. Doordat mensen tot een aantal categorieën (zoals etniciteit, religie en gender) worden verengd stimuleer je hen om zich via die categorieën te outen. Patrick Stouthuysen heeft scherpzinnig in kaart gebracht dat het precies het actief pluralisme is die deze onwenselijke dynamiek uitlokt. In ‘Een pleidooi voor substantieel secularisme’ wijst hij op de overeenkomsten tussen het actief pluralisme en de verzuiling en hoe dit nefast kan zijn: ‘De geschiedenis van de verzuiling leert ons dat het institutionaliseren van groepsverschillen er toe leidt dat gemeenschappen zich naar buiten uit affirmeren en naar binnen toe sluiten. Zo ontstaan onvermijdelijk vooroordelen en stereotypen over hoe het er binnen de andere groep aan toegaat. Het resultaat is een klimaat dat weinig bevorderlijk is voor de diversiteit van de opinies en voor de kwaliteit van het debat.’ (cfr. Guido Vanheeswijck)
Door het actief pluralisme wordt de dialoog een dovemansgesprek en haalt ideologie het op redelijkheid. De omstreden diversiteitscampagne van de Vlaamse overheid heeft de polarisatie alleen maar aangewakkerd. De broederlijkheid die de vrijheid en de gelijkheid leefbaar moet houden botst stilaan op zijn grenzen. Dit is bijzonder jammer want het harmonieuze samenleven heeft voorbij de levensbeschouwelijke en ideologische grenzen nood aan een breed gedragen consensus.